Gerard Bruijniks, voorzitter van de stuurgroep REKS Hart van Brabant, is naar eigen zeggen een gelukkig mens. De negen gemeenteraden in zijn regio hebben allemaal ja gezegd op het bod uit de REKS, met twee kleine amendementen, evenals de drie waterschappen en de provincie. Klimaat- en Omgevingsweb spreken met hem over de REKS van Hart van Brabant, de keuze om als enige regio de K van klimaat daaraan toe te voegen, participatie en over de toekomst. “Ik ben ervan overtuigd dat er in de toekomst alternatieven zijn die op een natuurlijke manier, zonder schade aan de omgeving, energie kunnen leveren.”
De REKS
Alle 30 regio’s in Nederland zijn bezig met het ontwikkelen van de RES’en. Regio Hart van Brabant voegde hier als enige het woordje ‘klimaat’ aan toe. De Brabantse Regionale Energie- en Klimaat Strategie richt zich namelijk naast het plaatsen van windmolens en zonnepanelen ook op klimaatadaptatie. “Daar ben ik best trots op,” vertelt Bruijniks.
“Windmolens en zonnepanelen hebben impact op onze ruimtelijke omgeving, en er zijn veel manieren om dit te verbinden met de klimaatdoelstellingen die op tafel liggen. Het klimaat is vaak een ondergeschoven kindje, zeker in gemeente- en regioverbanden. Wij hebben gezegd: we vinden het zo belangrijk, dat we die klimaatdoelstellingen hierin moeten meenemen.
We kijken onder andere naar hoe de energietransitie een financier zou kunnen zijn van die doelstellingen. Energie opwekken kan geld opleveren en met dat geld kun je weer voorzien in het tegengaan van hevige droogte, door het water vast te houden waar het valt. Als je dan toch met het waterschap aan tafel zit, die ook een rol vervullen in de RES, kun je dat net zo goed meteen vastleggen. Het klimaat, het vasthouden van water, hittestress, vergroening, verduurzaming en de energietransitie kun je allemaal aan elkaar koppelen.”
Participatie speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van de RE(K)S, hoe ging dat bij u?
“Om tot het bod in onze REKS te komen hebben we landschapsarchitecten, infrastructurele architecten en iedereen die wat met de omgeving te maken heeft in een aantal ateliers bij elkaar gebracht. Daarnaast hebben we ook leken bij elkaar gebracht en gevraagd waar zij die windmolens zouden neerzetten. Aan Natuurmonumenten en de Brabantse Milieufederatie hebben we vervolgens gevraagd hoe het zit met de natuur. Zo is er vanuit vijftien disciplines gekeken naar het landschap en hoe dat kan worden ingericht. Daarbij wordt ook naar de lucht gekeken, want we hebben hier een paar vliegvelden in de buurt, en naar de elektriciteitsnetwerken. Hoe lopen die, hoeveel capaciteit zit erop, en wat moet er gebeuren om die netwerken te versterken? Zo kom je uiteindelijk tot hoe en waar in het landschap op een verantwoorde manier windmolens en zonneweides kunnen worden neergezet. In onze REKS noemen wij die energieknooppunten hubs, waar vraag en aanbod bij elkaar wordt gebracht.
In sommige gemeenten zijn er certificaten van aandelen uitgegeven aan bewoners van de directe omgeving. Dat is geen omkoopgeld, maar investeringsgeld. Mensen krijgen er iets voor terug. Daarnaast kijken we ook naar het onderhoud en de bouw van de windmolens zelf. Als je daardoor werkgelegenheid kan creëren, is dat ook een vorm van participatie.”
Hart van Brabant heeft ook een jongerenparticipatiegroep ingezet. Hoe is dat gegaan?
“Jongeren zijn inderdaad ook betrokken bij de ontwikkelfase. Met enquêtes, en ze zijn aan de ateliertafel uitgenodigd. We hebben ze gevraagd of ze aan toekomstige projecten zouden willen meewerken, of ze interesse hebben in wind, zon en warmte en of ze daar ook in zouden willen investeren. Uit die enquêtes blijkt dat het antwoord daarop ja, ja en ja is. Jongeren zijn daarbij bereid om verantwoordelijkheid te nemen in het traject, en hebben een mening over waar die windmolens en zonnepanelen moeten komen te staan. Daarbij houden ze veel rekening met natuurbehoud: zorgen dat je het groen en blauw koestert en die dingen niet zomaar overal neerklappen.”
U heeft het over projecten om burgers erbij te betrekken, maar zijn er ook veel bezwaren geweest?
“Ja, maar dat is ook logisch. Toen Nederland jaren geleden windmolens plaatste om de polders droog te leggen waren er ook protesten. Ik zie windmolens als een transitiefase. Die hebben we nu nodig, maar ik ben ervan overtuigd dat er alternatieven gaan komen. Daarbij gaat de opslag van energie in waterstof en batterijen ook een belangrijke rol spelen straks. Dan krijg je een heel andere manier van denken.
Wat je vandaag koopt, is morgen verouderd en wat je vandaag koopt, is morgen alweer sterker. Voor windmolens en zonnepanelen geldt dat ook. In 2030 zijn er zeker alweer sterkere modellen. Maar we gaan niet wachten met het plaatsen, dat zou zonde zijn, dan ben je het dilemma vooruit aan het schuiven. We beginnen nu, maar houden natuurlijk wel rekening met transformaties. Ik ben ervan overtuigd dat als ik over 10 of 20 jaar terugkijk, dat er dan alternatieven gemaakt kunnen worden op een natuurlijke manier, zonder schade aan de omgeving.
Kortom, het is terecht dat sommigen zich laten horen als ze last krijgen van slagschaduw of geluid. Dat kun je niet met geld compenseren. Maar als je het erover hebt met die mensen, dan kun je wel tot oplossingen komen.”
Uw bod is 1 TWh, zal dit overeind blijven staan in de komende besluitvormingsperiode?
“Zelf noem ik het altijd duizend miljoen kilowattuur, om het te vertalen naar de huiskamer. Op die 1 hebben we het afgerond, maar er zit ook wat reservecapaciteit in ons bod. Als je het helemaal uitrekent dan hebben we 1,12 duizend miljoen kilowattuur (1,12 TWh), dus 12 procent meer. Maar we zijn ook realistisch; er valt altijd nog wel eens een windmolen of zonnepark af. Er zijn projecten die niet lukken, daar moet je realistisch in zijn.
We hebben de harde capaciteit, dat is 70 procent, die is helder. Dan is er 20 procent die de komende periode wordt gerealiseerd, maar van 10 procent moeten de eerste penstreken nog op papier komen. Ik kijk dan ook naar de twee gemeenten die amendementen hebben gemaakt, want het is allemaal natuurlijk niet zonder slag of stoot gegaan. Hilvarenbeek zegt bijvoorbeeld dat zij een dierenpark hebben en dat daar rekening mee moet worden gehouden bij het plaatsen van windmolens. Dan is het de vraag of alle hubs daar in de omgeving nog uitgevoerd kunnen worden, daar moet je ook reëel in zijn.
Over twee jaar moet er weer een nieuw bod neergelegd worden. Ten eerste om te kijken of wij nog doen wat we hebben afgesproken op dit moment, maar ook; zou het kunnen zijn dat er zoveel elektrische auto’s bijgekomen zijn dat de laadpalen ook weer extra capaciteit vragen? Het is goed dat nu een flinke slag wordt gemaakt, maar ook met elkaar vinger aan de pols te houden of er wel iets van die plannen terecht komt. We zijn als Nederland natuurlijk plannenmakers, maar ik ken ook heel veel plannen die niet uitgevoerd zijn. En dat mag híer niet mee gebeuren!”
Wat gaat er de komende tijd gebeuren met de REKS?
“Onze REKS gaat naar de NP RES en wordt vervolgens doorgerekend door het Planbureau voor de Leefomgeving. Zij gaan kijken of wij ons huiswerk wel goed gedaan hebben. Dan komt er natuurlijk ook een nationale discussie over de capaciteit van het netwerk. Hoe ga je prioriteren? Hoeveel ga je investeren? Daarna ga je naar de uitvoering. Daar hebben wij ook al afspraken over gemaakt. We willen één uitvoeringsorganisatie Hart van Brabant maken, om de regionale afspraken gezamenlijk te gaan ontwikkelen. Daar komt nog een aardig bedrag bij kijken; rond de 100 miljoen zal er geïnvesteerd moeten worden. En dan hebben we het nog niet over de warmtenetten, want daarvoor hebben we alleen nog de inventarisatie gemaakt.”
De kracht van het NP RES
“De RES’en gaan natuurlijk over het opwekken van energie. Waar krijg je nu energie van? Met elkaar praten, multidisciplinair, de ruimte krijgen om als een gemeente te acteren, en regionaal met elkaar de oplossingen te genereren. Ik denk dat dat uiteindelijk ook de kracht van het NP RES gaat worden. De optelsom der delen is nu al meer dan wat er gevraagd is. Dat gaat ook een voorbeeld worden om andere dingen op nationaal niveaus aan regio’s te vragen. Ik geloof dat dat wel eens het nieuwe huis van Thorbecke kunnen worden.”