Ontbossing en het bedrijven van niet-duurzame vormen van landbouw zijn desastreus voor het klimaat. Dat staat in het nieuwste rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) over mitigatie; mogelijke oplossingen om klimaatverandering tegen te gaan. De Wageningse wetenschapper Gert-Jan Nabuurs, hoofdauteur van het hoofdstuk landgebruik en landbouw van het IPCC rapport, zegt dat grote veranderingen op wereldschaal nodig zijn om de broeikasgassen die klimaat schade toebrengen te beperken. Tegelijkertijd moet de voedselproductie omhoog evenals het gebruik van hernieuwbare grondstoffen.
Het IPCC is opgericht door de Verenigde Naties en bestaat uit wetenschappers die een hele uitgebreide literatuurstudie doen van beschikbare wetenschappelijke publicaties. Daarover maken zij in een 3-jarig proces rapporten. Doel is om beleidsmakers over de meest relevante en actuele informatie uit het wetenschappelijke onderzoek rondom klimaatverandering te laten beschikken.
Voor wie het duizelt wat betreft de alarmerende rapporten van het IPCC: om de zes jaar komen de wetenschappers met een totale stand van zaken wat betreft klimaat aan de hand van drie rapporten. Eentje gaat over het klimaatsysteem (waarvan de meest recente augustus 2021 is uitgekomen), de tweede over impact (j.l. februari 2022, wat zijn de gevolgen van klimaatveranderingen) en tenslotte publiceren de wetenschappers om de zes jaar een rapport over mitigatie (wat kunnen we doen om klimaatverandering tegen te gaan).
De Wageningse wetenschapper Gert-Jan Nabuurs is hoofdauteur van het hoofdstuk Landgebruik en Landbouw in het nieuwste rapport over mitigatie. Wat zijn de belangrijkste uitdagingen in vergelijking met 2014, toen het laatste rapport over mitigatie uitkwam? We stellen zes vragen aan Nabuurs, die al vijf keer eerder meeschreef aan IPCC-rapporten.
Eerst even een verduidelijking waar wij over schrijven. Dat gaat over landbouw, bosbouw en landbouwdieren. Wij hebben gekeken hoe deze sectoren kunnen bijdragen aan het oplossen van klimaatverandering. Deze aspecten spelen een enorm belangrijke rol in het klimaatsysteem, want ze zijn samen verantwoordelijk voor tussen de 13 en 20% van broeikasgassen. Dat komt deels door ontbossing; daarmee bedoelen we niet duurzame houtoogst en herplanting van bomen, maar echt destructie van bossen zoals in Brazilië aan de gang is. Minder bomen betekent verlies van CO2 en minder mogelijkheid om CO2 op te nemen. Een goede ontwikkeling is dat de ontbossing is gehalveerd over de laatste 25 jaar, maar dat is nog niet genoeg. De andere grote veroorzaker van broeikasgassen zijn lachgas en methaan die landbouwdieren uitstoten. En op wereldschaal nemen die emissies toe omdat de vraag naar voedsel toeneemt, terwijl we in Nederland alles eraan doen om die uitstoot te beperken.
Dat klopt, het is in eerste instantie belangrijk om de emissies goed te begrijpen en waar ze vandaan komen. Dat is de eerste stap. In dit rapport kijken we voornamelijk naar welke maatregelen je kunt nemen om die uitstoot tegen te gaan. In totaal hebben we 22 maatregelen wereldwijd opgenomen in ons hoofdstuk Landgebruik en Landbouw die als leidraad kunnen dienen om klimaatverandering tegen te gaan. Dan moet je denken aan het verminderen van uitstoot van methaan en lachgas, het verminderen van voedselverspilling en tegelijkertijd het vergroten van de CO2 vastlegging door bijvoorbeeld bosherstel, veenherstel en het gebruik van houtproducten. Als je die maatregelen wereldwijd invoert, is het mogelijk om de emissies flink te verminderen, en tegelijkertijd de CO2 vastlegging te versterken. Deze sector staat aan de lat staat om als eerste broeikasgasneutraal te worden. En dan heb ik het over wereldniveau; per land zal dat erg verschillend zijn.
Stoppen met ontbossing, landbouw duurzaam intensiveren en herstel van bos (inclusief meer biodiversiteit) in combinatie met het gebruiken van hernieuwbare grondstoffen. De grote uitdaging ligt op de uitvoerbaarheid van deze maatregelen. We hebben in ons hoofdstuk ook gekeken naar wat er al bereikt is sinds 1990, het moment dat de onderhandelingen over het terugdringen van broeikasgassen begon. Je ziet dat er al wat is bereikt wat betreft landbouwverbetering in de EU en Nieuw Zeeland. Ook zien we vermindering van ontbossing en bosherstel, vooral in sommige tropische streken, China, de VS en in de EU. Maar op wereldschaal is dat echt onvoldoende gebeurd. We zien tevens dat de voorziening met hernieuwbare grondstoffen en energie (biotextiel, bouwen met hout, biofuels, biochemie) al verweven zit in alle sectoren als transport, industrie, en energie. Dit is een grote stap vooruit.
Tegelijkertijd moeten we constateren dat de wereldbevolking blijft toenemen, dus de vraag naar voedsel én vlees ook. En tenslotte zien we dat landen allemaal in andere omstandigheden verkeren, ander beleid en economische doelen hebben wat betreft landgebruik en landbouw en dat we te maken hebben met miljoenen boeren en boseigenaren en biodiversiteitsverlies. Dat maakt dit tot een complex vraagstuk; eentje waar we nu echt mee aan de slag moeten willen we de opwarming van de aarde beperken. Willen we de schade beperken dan moeten in 2030 de totale emissies met 50% verminderd zijn.
Nee, eigenlijk niet. De tijd is op. Er is al schade toegebracht. Anderhalve graad opwarming van de aarde is, als je realistisch bent, niet meer af te wenden. Stel je wilt onder de anderhalve graad opwarming blijven, dan moet je feitelijk wereldwijd -50% van de uitstoot van emissies in 2030 realiseren. Als we nu consequent handelen is een stijging naar gemiddeld 2 graden opwarming misschien nog wel te voorkomen. Maar dan moeten zowel overheden, consumenten als boeren echt aan de slag met maatregelen. De rol van deze sector is voedselvoorziening en voorziening van de wereld met hernieuwbare grondstoffen (zoals ‘restafval’ na de oogst, hout en biomassa); belangrijk voor mitigatie in een wereld waarin minder fossiel gebruikt kan worden en waarin de voedselconsumptie nog toe zal nemen. Dit is zeker belangrijk in een tijd waarin zelfvoorziening met hernieuwbare grondstoffen- en voedsel van groot belang zijn.
Dat zijn toch overheden in samenwerking met landeigenaren, private sector en consumenten. Overheden moeten het wel aanzwengelen. Ze kunnen via regulering, prijsmechanismen en het stimuleren van onderzoek en de private sector sturen. Rigoureus dieraantallen verminderen in Nederland is ook niet de oplossing. Daarmee verplaats je het probleem alleen maar op wereldniveau, het zogeheten spill-over effect. Als je Nederlandse veehouderij verplaatst naar landen als India of China ben je op wereldschaal geen steek verder. En bij consumentengedrag valt misschien nog wel de meeste winst de halen. Mensen zoals jij, ik, mijn buurvrouw... we zijn allemaal verantwoordelijk voor onze keuzes. Al je bedenkt dat je voor 10 euro naar de Middellandse zee kunt vliegen, is dat natuurlijk heel gek als je tegelijkertijd aan de boeren vraagt om miljoeneninvesteringen te doen om emissies tegen te gaan. Maar geen één overheid durft dat vliegen aan te pakken. Toch kunnen we ook zelf ons gedrag aanpassen. Er gebeuren allemaal hele kromme dingen door economische mechanismen. En daar kunnen overheden wél in sturen. Dat geldt ook voor consumentengedrag, dat valt te sturen met prijsmechanismen. Mensen met een kleine beurs moet je dan niet de dupe laten zijn van prijsmechanismen. Veel hangt af waar je als overheid de prijs van verhoogt en waar je de prijs van laat zakken.
Wees consistent en voer beleid op lange termijn. Dat is zeker nodig in een sector als landbouw en bosbouw. Verminder de onzekerheden voor boeren, boseigenaren en voor consumenten. Hou vast aan een koers die is uitgezet. Een boer die nu investeert in een nieuwe stal weet niet of volgend jaar die nieuwe stal nog mag. Dat kan niet. Ik weet ook wel dat er niemand in Den Haag zit die dat kan regelen, maar de boodschap is wel: wees betrouwbaar en consistent in je beleid. Maar ook boeren en consumenten hebben hun eigen verantwoordelijkheid. Neem je die niet, dan zit de hele wereld in 2050 met de gevolgen.