De jaarlijkse Klimaat- en Energieverkenning wordt voorgeschreven door de Klimaatwet en geldt als één van de verantwoordingsinstrumenten van het Nederlandse klimaat- en energiebeleid. De broeikasgasuitstoot in Nederland daalt naar verwachting met 38-48 procent in 2030 ten opzichte van 1990, uitgaande van het vastgestelde en voorgenomen beleid. Daarmee is het kabinetsdoel om in 2030 49 procent minder uit te stoten dan in 1990 nog niet in zicht.
In de industrie en de mobiliteit is het afgelopen jaar vooruitgang geboekt in de concrete uitwerking van beleidsmaatregelen. Bij de grote industrie zorgt de nieuwe CO2-heffing in combinatie met de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en klimaattransitie (SDE++) voor een trendbreuk in de verwachte broeikasgasuitstoot. Met dit beleid daalt de uitstoot naar verwachting met 9-16 megaton CO2-equivalenten in 2030. De daling komt voor het grootste deel op rekening van CO2-afvang en -opslag (CCS). Een kleiner deel komt door elektrificatie, energiebesparing en afname van niet-CO2-broeikasgassen. Onder meer door de concrete uitwerking van beleid voor extra hernieuwbare energie, daalt bij de mobiliteit de uitstoot naar verwachting met een kleine 3 megaton in 2030.
Met een verwachte uitstootdaling in 2030 van 38-48 procent blijft er ten opzichte van het streefdoel van 49 procent een restopgave over van 1-11 procentpunt in 2030, ofwel 3-25 megaton CO2-equivalenten. Volgens de KEV kan een klein deel hiervan, ruwweg 2-4 megaton CO2-equivalenten, nog worden ingevuld als een aantal geagendeerde beleidsplannen en -voornemens concreet en tijdig zou worden uitgewerkt. Uit onze separate notitie over de klimaat- en energiemaatregelen uit de Miljoenennota 2022 volgt dat deze maatregelen enkele megatonnen extra emissiereductie in 2030 kunnen opleveren. Enkele maatregelen zijn deels nog onvoldoende uitgewerkt om er emissiereducties aan toe te kunnen rekenen en deels vooral een voorbereiding op verdere klimaattransitie na 2030.
Klimaat- en Energieverkenning 2021
In de Klimaat- en Energieverkenning 2021 (KEV) wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen in de energiehuishouding van Nederland. In dit achtergrondrapport wordt ingegaan op de vertaling van de ontwikkelingen in de KEV 2021 naar de ontwikkelingen in de energierekening van huishoudens.
Veranderingen in de energierekening hebben daarmee invloed op een groot aantal huishoudens en dit maakt dat ontwikkelingen in de energierekening altijd op de voet gevolgd worden. Er is momenteel veel aandacht voor de invloeden van de stijgende gasprijs op de energierekening van huishoudens. In dit achtergrondrapport wordt kort ingegaan op de potentiële invloed van deze korte termijn ontwikkelingen, maar de focus van het rapport ligt op de lange termijn ontwikkelingen in de energierekening richting 2030.
De ontwikkeling van de gas-en elektriciteitsprijzen tot 2030 is zeer onzeker. Om een beeld te geven van deze onzekerheid worden de toekomstige ontwikkelingen daarom in het rapport weergeven met een bandbreedte. Naast de onzekerheid over de ontwikkeling van gas- en elektriciteitsprijzen zal er in 2030 meer variatie zijn in de gemiddelde energierekening. Dit komt vooral doordat andere vormen van warmtevoorziening een grotere rol gaan spelen dan gas, zoals bijvoorbeeld warmtenetten en elektrische warmtepompen. Het rapport gaat ook in op wat deze verschillen betekenen voor de energierekening van huishoudens.
Dit achtergrondrapport geeft een overzicht van de beleidsinstrumenten die zijn geanalyseerd bij het opstellen van de Klimaat- en Energieverkenning 2021 (KEV).
Naast het overzicht is ook een toelichting op alle beleidsinstrumenten die zijn beschouwd in de KEV 2021 (KEV) gegeven. Het beleid in de KEV is onderverdeeld in de volgende categorieën:
vastgesteld beleid,
vastgesteld en voorgenomen beleid,
geagendeerd beleid en
niet meegenomen beleid.
In het rapport zijn eerst de overzichten opgenomen van alle beleidsinstrumenten per sector en van algemene instrumenten (sectoroverstijgend). In het tweede deel van het rapport wordt ingegaan op het geanalyseerde beleid. Elke geanalyseerde maatregel wordt kort beschreven en daarna wordt aangegeven hoe deze in de ramingen van de KEV 2021 is meegenomen.
Het kabinet heeft in de Miljoenennota 2022, van september jongstleden, verschillende klimaat- en energiemaatregelen voorgesteld om de broeikasgasemissies te reduceren. In deze notitie analyseren het PBL en TNO op hoofdlijnen wat de effecten van deze maatregelen zijn bovenop de te verwachte ontwikkeling van broeikasgasemissies in de Klimaat en energieverkenning 2021.
In de Miljoenennota 2022 heeft het kabinet een budget van in totaal ruim 6,8 miljard euro gereserveerd voor extra klimaat- en energiemaatregelen. De beschreven maatregelen in de Miljoenennota zijn in hun huidige vorm nog geen samenhangend, compleet en evenwichtig emissiereductiepakket, maar kunnen daarvoor wel belangrijke, zij het nog vaak ruwe, bouwstenen bieden. Een deel van de maatregelen versterkt het huidige beleid, een deel is nog onvoldoende uitgewerkt en een deel is vooral een voorbereiding op verdere klimaattransitie.
Gelet op de huidige staat van uitwerking, zou daarmee in aanvulling op de KEV 2021 een extra emissiereductie denkbaar zijn in de ordegrootte van maximaal enkele megatonnen CO2-reductie in 2030 ten opzichte van de KEV 2021-raming. Hiermee kan dus slechts een klein deel van de restopgave bij de klimaatdoelstelling voor 2030 van 3-25 megaton te reduceren broeikasgasemissies worden ingevuld.