1. Hoe zal de nieuwe EU-wetgeving het aantal emissievrije zware bedrijfsvoertuigen in Europa doen toenemen?
Zware bedrijfsvoertuigen zijn verantwoordelijk voor meer dan 25 % van de broeikasgasemissies van het wegvervoer in de EU en zijn verantwoordelijk voor meer dan 6 % van de totale broeikasgasemissies in de EU.
De herziene CO2-emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen zullen van cruciaal belang zijn om de emissies in de wegvervoersector terug te dringen en het toenemende aanbod van nieuwe emissievrije voertuigen op de markt te waarborgen. Dit is van vitaal belang voor de EU om over te schakelen op emissievrije mobiliteit, haar klimaatdoelstellingen voor 2030 te halen en tegen 2050 klimaatneutraal te worden.
Door ambitieuze CO2-emissiereductiedoelstellingen voor zware bedrijfsvoertuigen vast te stellen, geeft de EU een duidelijk langetermijnsignaal om investeringen in innovatieve emissievrije technologieën te sturen en de uitrol van oplaad- en tankinfrastructuur te stimuleren.
Emissievrije voertuigen zullen mettertijd goedkoper worden. Het duidelijke signaal dat de normen aan de automobielindustrie geven, zal daarom de marktintroductie van emissievrije voertuigen versnellen. De daarmee gepaard gaande schaalvoordelen zullen de aanloopkosten van voertuigen verder doen dalen, waardoor ze betaalbaarder en aantrekkelijker worden voor potentiële kopers.
Samen met de CO2-emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen spelen faciliterend beleid een belangrijke rol bij het gebruik van emissievrije voertuigen: de infrastructuur zal worden versterkt dankzij de verordening inzake infrastructuur voor alternatieve brandstoffen, die zorgt voor voldoende openbaar toegankelijke elektrische laad- en waterstoftankstations, en de richtlijn hernieuwbare energie, die ervoor zorgt dat we over een schoon elektriciteitsnet beschikken om deze voertuigen te aandrijven.
2. Wat zijn de voordelen voor de burgers en de industrie?
Emissievrije en energie-efficiëntere voertuigen zullen duidelijke voordelen hebben voor de luchtkwaliteit en de gezondheid van de Europeanen, en zo bijdragen tot het actieplan om de verontreiniging tot nul terug te brengen. De vermindering van de luchtverontreiniging vertaalt zich rechtstreeks in gezondheidsvoordelen en het welzijn van de burgers, aangezien het toepassingsgebied van de CO2-emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen ook betrekking heeft op kleinere vrachtwagens en bussen, die meestal in stedelijke gebieden worden aangedreven.
Vervoerders en gebruikers zullen aanzienlijke kostenbesparingen zien. De totale eigendomskosten voor eerste gebruikers van een nieuw zwaar bedrijfsvoertuig zullen aanzienlijk dalen, met een besparing van gemiddeld ongeveer 9,000 EUR voor een voertuig dat in 2030 is gekocht en 41,000 EUR voor een voertuig dat in 2040 is gekocht. Bovendien verandert de industriële ontwikkeling de sector zware bedrijfsvoertuigen snel. Fabrikanten van zware bedrijfsvoertuigen in de EU zijn momenteel wereldwijd toonaangevend. Door deze wetgeving in te voeren, zullen de industrie en investeerders in de EU weten waar zij moeten investeren in innovatieve emissievrije technologieën en de uitrol van oplaad- en tankinfrastructuur. Dit heldere en gemeenschappelijke juridische kader zal van cruciaal belang zijn om het technologische leiderschap van de EU in de toekomst te behouden en de werkgelegenheid voor hooggekwalificeerde werknemers te bevorderen.
Bovendien zal de vraag naar fossiele brandstoffen met deze nieuwe CO2-normen naar verwachting dalen met ongeveer 2 miljard vaten olie in de periode 2031-2050, wat bijdraagt tot de energieonafhankelijkheid van de EU.
3. Wat is het toepassingsgebied van de nieuwe EU-wetgeving?
De nieuwe wetgeving breidt het huidige toepassingsgebied uit tot bijna alle vrachtwagens (met inbegrip van werkvoertuigen, zoals vuilniswagens, tijgers of betonmixers vanaf 2035), stadsbussen en langeafstandsbussen (meer dan 7.5 ton) en aanhangwagens (een niet-aangedreven voertuig dat door een motorvoertuig wordt getrokken). In 2027 zal de Commissie de uitbreiding van het toepassingsgebied tot kleine vrachtwagens evalueren.
In de nieuwe verordening worden ambitieuze doelstellingen vastgesteld om de CO2-uitstoot te verminderen ten opzichte van het niveau van 2019 door: 45 % vanaf 1 januari 2030; 65 % vanaf 1 januari 2035; 90 % vanaf 1 januari 2040. Bovendien zal 90 % van de nieuwe stadsbussen in de EU vanaf 2030 emissievrij moeten zijn, en alle bussen tegen 2035.
Vanaf 2030 zullen voor aanhangwagens (7,5 %) en opleggers (10 %) specifieke emissiereductiedoelstellingen gelden ten opzichte van het niveau van 2025.
Het is aan de fabrikanten om te beslissen welke technologieën zij gebruiken om deze doelstellingen te bereiken (bv. elektrificatie, waterstofcellen of waterstof in voertuigen met interne verbranding), aangezien de nieuwe wetgeving technologieneutraal is.
4. Welke rol zullen hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de toekomst spelen voor zware bedrijfsvoertuigen?
Om klimaatneutraliteit te bereiken, moeten hernieuwbare vervoersbrandstoffen breder beschikbaar worden in de EU, en dit moet op passende wijze worden gestimuleerd. Deze brandstoffen moeten in de eerste plaats in voldoende hoeveelheden beschikbaar worden gesteld voor sectoren waar momenteel geen alternatieve decarbonisatieopties beschikbaar zijn, zoals de lucht- en zeevaart, en voor het bestaande wagenpark, met inbegrip van zware bedrijfsvoertuigen, gezien hun lange levensduur.
In 2027 zal de Commissie de doeltreffendheid en het effect van de verordening evalueren. De Commissie zal een mogelijke methode beoordelen voor de registratie van zware bedrijfsvoertuigen die uitsluitend opCO2-neutrale brandstoffen rijden, in overeenstemming met het EU-recht en de doelstellingen inzake klimaatneutraliteit, een methode voor het bepalen van de CO2-emissies gedurende de volledige levenscyclus van nieuwe zware bedrijfsvoertuigen, de rol van duurzame hernieuwbare brandstoffen bij de transitie naar klimaatneutraliteit en de rol van een koolstofcorrectiefactor.
5. Welke gevolgen zal deze transformatie van de automobielsector hebben voor de werkgelegenheid?
Strengere CO2-emissienormenzullen naar verwachting netto positieve effecten hebben op de werkgelegenheid in de hele economie. De waardeketen van de automobielsector zal groeien en er zullen nieuwe hoogwaardige banen worden gecreëerd, bijvoorbeeld in de batterijproductie, elektronica en de energiesector. Dit vereist dat toekomstige werknemers over nieuwe en verbeterde vaardigheden beschikken. Tegelijkertijd zullen er als gevolg van de verminderde productie van voertuigen met een verbrandingsmotor en hun specifieke onderdelen een aantal banen verloren gaan. Sommige sectoren zullen krimpen, terwijl andere zullen groeien.
Leveranciers en fabrikanten van de automobielsector moeten mogelijk hun producten- en dienstenpakket aanpassen en hun werknemers om- en bijscholen om te zorgen voor werknemers die geschikt zijn voor het tijdperk van emissievrije mobiliteit. Dit is de derde pijler van het industrieel plan voor de Green Deal, en het ondersteunen van de ontwikkeling van vaardigheden, opleiding en onderwijs is een gedeelde uitdaging en kans. De EU-financieringsinstrumenten zullen de transitie ondersteunen. Naast de herstel- en veerkrachtfaciliteit zullen ook het Europees Sociaal Fonds + (ESF +), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het mechanisme voor een rechtvaardige transitie een bijdrage leveren.
Dit is gekoppeld aan initiatieven zoals de C-slanketransitiedialogen, die als hoofddoel hebben de industrie te ondersteunen bij de ontwikkeling van een bedrijfsmodel dat geschikt is voor een koolstofvrije economie, en input te leveren voor bouwstenen die kunnen bijdragen tot een versterkte industriële aanpak om de Europese Green Deal te verwezenlijken. Op 8 april 2024 vond een specifieke dialoog over een schone transitie over vervoer en mobiliteit plaats. De Commissie zal blijven samenwerken met het bedrijfsleven en de sociale partners, en zij is bereid om met de EU-leiders en de medewetgevers een grondig debat aan te gaan over de belangrijkste factoren die moeten worden aangepakt, en om hieraan samen te werken met alle belanghebbenden.
6. Wat zijn de vrijstellingen die in het kader van de nieuwe EU-wetgeving zijn ingevoerd?
De invoering van nieuwe technologieën is duurder voor kleine fabrikanten dan voor grotere fabrikanten, aangezien zij minder kunnen profiteren van schaalvoordelen als gevolg van hun lagere productievolumes. Kleine fabrikanten die maximaal 100 voertuigen registreren, hoeven dus niet aan de wettelijke voorschriften te voldoen. De gevolgen van die vrijstelling voor het milieu en het klimaat zullen zeer beperkt zijn, zodat geen afbreuk wordt gedaan aan de kerndoelstellingen.
Daarnaast zal een vrijstelling van de CO2-reductiedoelstellingen gelden voor de volgende zware bedrijfsvoertuigen:
voertuigen voor gebruik in mijnbouw, landbouw en bosbouw;
voertuigen die zijn ontworpen, gebouwd of ingeschreven voor gebruik door gewapende diensten en rupsvoertuigen
voertuigen die zijn ontworpen en gebouwd of aangepast voor gebruik door de burgerbescherming, de brandweer en de ordehandhavingsdiensten, of voor dringende medische hulpverlening;
voertuigen die zijn ingeschreven voor gebruik door gewapende diensten
voertuigen waarvan de CO2-emissies om technische redenen niet kunnen worden gecertificeerd, zoals voertuigen voor speciale doeleinden (zoals gepantserde voertuigen, mobiele kranen en voertuigen voor het vervoer van uitzonderlijke ladingen), sommige zware vrachtwagens met specifieke asconfiguraties, kleinere vrachtwagens tot 5 ton en bussen tot 7.5 ton
werkvoertuigen, zoals vuilniswagens, tot 2034.
Bron: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/qanda_24_2527