Minister Jetten (Klimaat en Energie) stuurt de Eerste Kamer informatie over de hoofdlijnen van de routekaart windenergie op zee 2030 en de actualisatie van het ontwikkelkader, mede namens de minister van LNV, de minister voor Natuur en Stikstof, de minister van I&W, de minister voor VRO, de minister van EZK en de staatssecretaris Mijnbouw.
Geachte Voorzitter,
Nederland heeft grote klimaatambities en wil bovendien vanuit geopolitieke overwegingen meer zelfvoorzienend zijn op het gebied van energie. Het kabinet legt daarom in de Klimaatwet vast dat ons land in 2030 55 procent minder CO2- uitstoot dan in 1990 en in 2050 klimaatneutraal is, en zet in op meer energie uit zon en wind. Het kabinet verdubbelt de ambitie voor windenergie op zee naar een opgestelde capaciteit van circa 21 gigawatt (GW) rond 2030, mits dit inpasbaar is binnen de ecologische draagkracht van de Noordzee en inpasbaar in het energiesysteem. Deze verdubbeling sluit aan bij de oproep van de Europese Commissie aan de lidstaten om de ontwikkeling van energie uit hernieuwbare bronnen te versnellen.
Dit is een gigantische opgave, die onder grote tijdsdruk moet worden gerealiseerd. De doorlooptijd van de voorbereiding van een windpark en het bijbehorende deel van het net op zee is namelijk, inclusief voorbereiding, gemiddeld zo’n negen jaar. De opgave moet bovendien in een steeds schaarser wordende markt tot stand komen, immers veel landen in Europa én wereldwijd verhogen hun ambities voor windenergie. Daarnaast bieden stikstof, natuur en afstemming tussen vraag en aanbod aanvullende uitdagingen. Ik ga verderop in deze brief hierop in.
De aanpak van de klimaatopgave, en de bijdrage die windenergie op zee daaraan kan leveren, vergt ook internationale samenwerking en een integrale aanpak, waarbij ook het ecosysteem van de Noordzee en andere belanghebbenden op zee betrokken zijn. In een aparte brief over de doorgroei van windenergie op zee in de periode tussen 2030 en 2050 kom ik daar binnenkort uitgebreider op terug.
Om te zorgen dat alle betrokken partijen tijdig aan de slag kunnen met deze opgave voor 21 GW zet het kabinet de volgende voorbereidende stappen:
Het starten van de ruimtelijke procedures en onderzoeken voor de aanlanding van de op zee geproduceerde elektriciteit. Mijn ambtsvoorganger heeft u daarover op 2 december 2021 geïnformeerd.
Het aanwijzen van nieuwe windenergiegebieden op zee in het Programma Noordzee 2022-2027. Dit heeft het kabinet op 18 maart 2022 besloten
Het vaststellen van een aanvulling op de huidige routekaart windenergie op zee 2030. Hierin staat welke (delen van de) nieuwe windenergiegebieden wanneer ontwikkeld worden, en vormt het startpunt voor het voorbereiden van kavelbesluiten en tenders onder de Wet windenergie op zee.
Het verlenen van de opdracht aan TenneT voor de aanleg van de voor de nieuwe windparken benodigde delen van het net op zee.
Met het geactualiseerde ontwikkelkader windenergie op zee, dat als aparte bijlage bij deze brief is gevoegd, zet ik de bovenstaande stappen 3 en 4. Daarmee geef ik het startschot voor de bouw van de extra capaciteit voor windenergie op zee ten behoeve van de bijdrage aan de klimaatdoelstellingen van dit kabinet, en uitgaande van de voorziene energieconsumptie.
Middels deze brief informeer ik uw Kamer over de hoofdlijnen van de routekaart en de actualisatie van het ontwikkelkader, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister voor Natuur en Stikstof, de minister van Infrastructuur en Waterstaat, de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de minister van Economische Zaken en Klimaat en de staatssecretaris Mijnbouw. Ik geef daarmee ook invulling aan het laatste deel van de motie Boucke c.s., die vraagt om in het tweede kwartaal van 2022 de aanvulling op de routekaart windenergie op zee 2030 gereed te maken.
Lees hier de volledige Kamerbrief.
Ontwikkelkader windenergie op zee
Brief ACM naar EZK over de actualisatie van het ontwikkelkader