Het Klimaatakkoord is een onderdeel van het Nederlandse klimaatbeleid. Het is een overeenkomst tussen veel organisaties en bedrijven in Nederland om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. Daarmee wordt de opwarming van de aarde beperkt.
Het belangrijkste doel van het Klimaatakkoord is de CO2-uitstoot in 2030 met 49% verminderen vergeleken met 1990. In 2050 moet de uitstoot van broeikasgassen met 95% afgenomen zijn. Dit is nodig om de opwarming van de aarde niet verder te laten oplopen dan 1,5 ℃. Volgens internationaal klimaatonderzoek lijken bij deze temperatuurstijging de gevolgen van klimaatverandering nog beheersbaar.
Uitgangspunt van het Klimaatakkoord is dat de stappen naar minder CO2-uitstoot voor iedereen haalbaar en betaalbaar zijn. Daarom ontziet het kabinet de huishoudportemonnee zoveel mogelijk. En zorgt het kabinet voor een eerlijke verdeling van lasten tussen burgers en bedrijven. Daarnaast neemt Nederland de tijd: maatregelen worden stap voor stap genomen.
Meer dan 100 partijen (overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties) hebben in 2019 gewerkt aan een pakket maatregelen waarmee Nederland zijn CO2-uitstoot halveert. Het kabinet neemt aanvullend een aantal maatregelen om zeker te stellen dat de opgave én de rekening eerlijk wordt verdeeld. Bijvoorbeeld:
De belasting op de energierekening van huishoudens met een gemiddeld verbruik gaat in 2020 met €100 omlaag. In de jaren daarna wordt de stijging van de energiebelasting beperkt.
De industrie draagt tot en met 2030 meer bij aan de zogeheten Opslag Duurzame Energie (ODE) dan zij aan subsidies ontvangt vanuit de SDE+. Ook komt er een CO2-heffing voor de industrie.
Het kabinet wil elektrisch rijden blijven stimuleren met meer laadpalen en subsidies voor elektrische auto’s.
Iedereen krijgt met het Klimaatakkoord te maken. Maar dat hoeft allemaal niet direct. Nederland neemt 30 jaar de tijd zodat de veranderingen voor iedereen haalbaar zijn. Het kabinet zal mensen de komende jaren ontzorgen met een wijkgerichte aanpak. Ook stimuleert het kabinet mensen om op een moment dat het hen past te investeren in duurzamer rijden en isolatie van hun woning.
In het Klimaatakkoord hebben overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties samen afspraken gemaakt over welke maatregelen ze de komende 10 jaar gaan nemen. Elke sector stelt zijn eigen doelen en neemt zelf maatregelen om samen de CO2-uitstoot te verminderen. De sectoren zijn:
elektriciteit;
industrie;
mobiliteit;
gebouwde omgeving;
landbouw en landgebruik.
Sommige onderwerpen spelen in een aantal sectoren of in alle sectoren tegelijk. Daarom zijn een aantal zogenoemde cross-sectorale maatregelen vastgesteld die verder onderzocht zijn. Denk hierbij aan zaken als:
de benodigde kennis en innovatie voor de overgang naar een duurzamer Nederland;
de gevolgen voor de arbeidsmarkt;
de financiering van verduurzamingsprojecten.
Klimaatbeleid werkt alleen als andere landen ook meedoen. Daarom is het goed dat het VN-Klimaatakkoord van Parijs werd ondertekend door bijna alle landen in de wereld. In 2016 heeft staatssecretaris Dijksma het Klimaatakkoord van Parijs ondertekend namens de 28 lidstaten van de Europese Unie.
Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) beoordeelt de wetenschappelijke onderzoeken naar klimaatverandering en volgt de wetenschappelijke discussies. Dit klimaatpanel van de Verenigde Naties bestaat uit honderden experts van over de hele wereld en met verschillende achtergronden. Elke paar jaar publiceren zij een rapport over de laatste stand van het wetenschappelijk onderzoek. Deze rapporten zijn de basis voor het Klimaatakkoord van Parijs en voor het eigen klimaatbeleid van de meeste landen.
De effecten van de maatregelen op de CO2-uitstoot en inkomenseffecten worden geanalyseerd door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Planbureau (CPB).