Menig oud Dodewaarddemonstrant zal het nog steeds niet kunnen bevatten. De energiesector kijkt met scepsis toe, terwijl het groeiende koor voorstanders tot nóg meer spoed maant. Wat decennialang nauwelijks voorstelbaar leek gebeurt: het kabinet-Rutte IV zet serieuze stappen in de voorbereiding van de bouw van twee nieuwe kerncentrales. De publieke steun groeit, er ligt 5 miljard, er zijn 25 ambtenaren aan het werk en er is een dikke Kamermeerderheid. Maar komen die nieuwe centrales er ook? Dat valt nog zeer te bezien.
Het is een historische wetmatigheid dat de steun voor kernenergie na een ramp (Harrisburg, Tsjernobyl en Fukushima) rap daalt, om daarna weer op te krabbelen. Zo ook in 2011 na Fukushima, waarbij opvalt dat voorstanders stellen dat er geen stralingsdoden vielen, daarmee de impact van de 100.000 mensen die zich een veilig heenkomen zochten bagatelliserend. Hoe het ook zij, de helft van de Nederlanders ziet kernenergie wel zitten. Ook bij kiezers van GroenLinks en de Partij voor de Dieren is dat meer dan een kwart. Daarbij speelt de tijd die sinds 2011 verstreek een rol, maar ook de steeds pregnantere vraag of het gevaar van klimaatverandering en de noodzaak om alle middelen daartegen te gebruiken niet zwaarder weegt dan de gevaren van kerncentrales of -afval?
In de politiek wordt deze discussie eigenlijk nauwelijks gevoerd. Links en rechts liggen als vanouds tegenover elkaar in de loopgraaf. Het waren Volt en in hun kielzog D66 die de machtsverhoudingen deden kantelen. Het met D66 concurrerende Volt kiest onomwonden voor kernenergie, zich daarmee een fris-groen-modern politiek jasje aanmetend. Daardoor geïnspireerd of wie weet opgejut, liet D66 eerdere bezwaren tegen (het subsidiëren van) kernenergie varen en staat hun eigen Rob Jetten voor de opgave uit het regeerakkoord om met de markt stappen zetten richting twee grote centrales van 1000 tot 1650 MW. Of dat met lange tanden is of van harte, zal de tijd leren.
De politieke Pavlovreactie van links is uiteraard ‘kan niet – mag niet – te duur – gaat nooit lukken’, maar die houding wordt door (centrum)rechts politiek vrij succesvol gecounterd door de positie te claimen van de enige echte Klimaatfighters, die er niet voor terugdeinzen ook moeilijke opties te omarmen. Wat links én een groot deel van de milieubeweging niet helpt, is dat ze ook andere technieken taboe verklaren. Wie tegen kernenergie is, moet onder ogen zien dat klimaatverandering niet meer beheersbaar is zonder de opties van CO2-opslag en biomassa. Technieken die al dan niet fanatiek bestreden, maar zeker niet omarmd worden in groene kringen.
Het is zeker zo is dat rechtspopulisten kernenergie omarmen als excuus om op korte termijn niks te hoeven doen aan zon en wind. Maar dat ontslaat hen die zich wél zorgen maken om het halen van de anderhalvegraaddoelstelling niet van de plicht een serieuze inschatting te maken van de haalbaarheid daarvan zonder kernenergie. Emeritus hoogleraar Wim Turkenburg, die zijn hele (arbeidzame) bestaan studie maakte van kernenergie, staat inmiddels op het standpunt dat we de afgesproken klimaatdoelen in Nederland niet redden zonder kernenergie, als de overheid volhardt in haar afwijzing van biomassa. Turkenburg is sceptisch over de hoeveelheid hernieuwbare energie (bijvoorbeeld in de vorm van groene waterstof) die we kunnen importeren, rekent sowieso al met behoorlijk veel energiebesparing en ziet de nucleaire optie als enige mogelijkheid de energiemix op tijd CO2-vrij te maken. Fanatiek twitteraar en energiedeskundige Rik Harmsen veranderde van standpunt en zit inmiddels ook op die lijn. Op Energiepodium schreef hij: ‘De uitdaging om klimaatverandering tegen te gaan wordt steeds moeilijker. De opgave is enorm, de tijd dringt steeds heviger en het aantal opties wat betreft de energievoorziening is vrij overzichtelijk of beter gesteld, nogal beperkt. Niet alles kan en hoeft overal maar wie een optie categorisch uitsluit, moet met splijtende argumenten komen.’
Het argument om het mandje met opties te vergoten om de kans dat we er op tijd in slagen CO2 uitgebannen te hebben vindt geen weerklank bij Gerard Brinkman van WISE. ‘Er zijn zat scenario’s, ook van TNO of de netbeheerders, die laten zien dat we het zonder kernenergie ook kunnen redden. Los van klassieke bezwaren over veiligheid zie ik de lijst met argumenten alleen maar groeien, net als de kosten.’ Brinkman wijst erop dat gaandeweg de discussie de spelregels lijken te zijn veranderd: ‘Al helemaal sinds we de Groningse gaskraan hebben dichtgedraaid, zijn we afhankelijk geraakt van de import van grote hoeveelheden energie. Andere kun je er in Nederland überhaupt geen industrie op na houden. Waarom zouden we dan nu ineens kerncentrales moeten bouwen om autarkisch te worden? Daarnaast ligt het in de lijn der verwachting dat een deel van bijvoorbeeld de glastuinbouw uit Nederland verdwijnt.’ Maar schiet de wereld er veel mee op als een fabriek dan elders op kernenergie gaat draaien? ‘Nee, maar die kans is niet groot. Kernenergie is overal duur. Daar ga je nergens rendabel kunstmest mee maken’, repliceert hij.
Ook energiedeskundige Alex Kaat betwist de analyse van Turkenburg. ‘Hij schermt met veel te lage inschattingen van de alternatieven voor kernenergie. Tot voor enkele jaren terug sukkelde de opwek van hernieuwbare energie een beetje achter de ambities aan. Die tijden zijn veranderd, dankzij de enorme uitrol van het steeds goedkoper te realiseren wind op zee en zon-PV, met name op daken.’
Kaat verwacht in 2030 al op 250 TWh duurzaam opgewekte stroom te zitten, waar de vraag nu ‘maar’ 115 TWh is: ‘Dat is genoeg voor de toenemende vraag door elektrisch rijden, warmtepompen en elektrificatie van de industrie. Bovendien worden de verwachtingen van de groei van zon en wind steeds opnieuw overtroffen. Met een goede combinatie van zon en wind zijn 6000 uur per jaar goedkoop gedekt. Nog eens (ruim) 1000 uur kan bediend worden met kortdurende opslag van zonnestroom in batterijen, voor dezelfde avond. Kan het uit om een kerncentrale te bouwen als deze ruim 80% van de tijd eigenlijk beter uit kan staan?’
Vooralsnog heeft de minister nog niet duidelijk gemaakt hoe hij de rol van kerncentrales in het energiesysteem ziet. Gaan we de 3 GW die de centrales moeten opwekken gebruiken als basislast (ongetwijfeld de wens van een exploitant, want hoe verdien je zo’n dure investering anders terug?), of zetten we kernenergie vooral in als CO2-vrij flexibel vermogen, op momenten dat er geen zon en wind is? Of is het denkbaar zo’n flex-rol te combineren als leverancier van stroom voor het produceren van waterstof? Trouwens, vraagt de NVDE, pleitbezorger van techniekneutrale regelgeving, zich af: als die miljarden vooral bestemd zouden zijn voor CO2-vrije flexibele opwek, waarom mogen andere technieken waarmee dat goedkoper kan niet meeconcurreren? Kluifjes waar ambtelijk nu flink op gekauwd zal worden.
Sowieso zal het een helse zoektocht worden in welke constellatie tussen overheid en markt de bouw van kerncentrales denkbaar is. De risico’s bij de bouw van kerncentrales zijn enorm, vertraging bij schier elke planning een gegeven, met alle extra financieringskosten van dien. Dus zal de overheid het leeuwendeel van de risico’s op haar schouders moeten nemen om partijen te vinden die een centrale wil bouwen. Het is op zijn minst ironisch dat partijen als CDA en VVD, vanouds sceptisch over ‘maakbaarheid’, zich nu het hoofd breken over de vraag hoe de markt verleid kan worden überhaupt mee te doen. Door een staatsbedrijf op te richten wellicht? Wat daarbij niet helpt is dat het denken bij het ministerie van EZK traditioneel juist zéér marktgericht is. Faciliteren: oké. Maar zelf een bedrijf uit de grond stampen dat het voorbereidend werk doet rond zo’n beetje alle aspecten van één concrete techniek is nou niet bepaald een kerncompetentie van onze overheid.
Dat gezegd hebbende zit de markt niet stil. Hoewel er maar vier landen zijn met (voor Nederland acceptabele) marktpartijen die kerncentrales ‘van de plank’ verkopen (Korea, Japan, VS en Frankrijk), buitelen partijen die kleinere exemplaren ontwikkelen over elkaar heen. En hoewel sceptici erop wijzen dat die voor hun doorontwikkeling ook allemaal afhankelijk zijn van staatssteun, zouden ontwikkelaars geen dure conferenties in het hoofdstedelijke Amstelhotel organiseren als ze er geen brood in zagen.
Wie kernenergie zegt, zegt uit de pan rijzende kosten. De twee Britse centrales bij Hinkley Point, ongeveer van het formaat dat Nederland zich wenst, zullen rond 2030 opgeleverd worden en hebben tegen die tijd waarschijnlijk 32 miljard euro gekost. In de wetenschap dat alleen al de reserve die je moet maken voor de ontmantelingskosten (15% van het totaal) werpt zich uiteraard de vraag op of het in Nederland bij die 5 miljard kan blijven? En in de wetenschap dat de bouw van een transformatorhuisje in Nederland rustig acht jaar kost, gelooft ook geen mens serieus dat een kerncentrale in Nederland zelfs in theorie voor 2035 gerealiseerd zal zijn, ook geen kleintje.
Een nucleair scepticus zou dus met gerust hart de hele discussie links kunnen laten liggen: het komt er voorlopig toch niet van. Maar dat knaagt: dat is niet alleen intellectueel nogal lui, maar doet ook geen recht aan de groeiende groep mensen die bezorgd is over klimaatverandering en de kansen van kernenergie serieus wenst te onderzoeken. Daar past geen triomfalisme over een wéér hoger uitgevallen prognose voor een lopend bouwproject bij of gegniffel over de zoveelste afgeschakelde Belgische of Franse centrale, maar een nuchter debat.