Bedrijven die structureel veel warmte overhouden bij hun productieprocessen kunnen restwarmte leveren aan het warmtenet. Zo draagt een bedrijf bij aan de energietransitie en haalt het ook nog economisch voordeel uit warmte die anders verloren gaat. Maar er komt veel kijken bij het realiseren van een warmtenet, waaronder technische en omgevingsrechtelijke aspecten. De technische kant van het verhaal laten we over aan experts. De omgevingsrechtelijke kanten? Daar zitten wij op. Van omgevingsvergunningen tot het wetsvoorstel Wet collectieve warmte; in dit artikel leggen we uit wat juridisch relevant is voor bedrijven die hun restwarmte willen leveren aan derden.
Bij veel industriële processen, denk aan afvalverbranding of datacenters, komt veel warmte vrij. Om de temperatuur onder controle te houden, wordt koelwater gebruikt. Dit koelwater stroomt langs de apparatuur en neemt de overtollige warmte op. De warmte die daarna overblijft en niet meer wordt gebruikt in het proces, noemen we restwarmte. Vaak wordt deze restwarmte in de lucht of op het oppervlaktewater geloosd terwijl het in veel gevallen nog goed hergebruikt kan worden. Zo kan de restwarmte worden verspreid via een warmtenet om andere gebouwen, zoals woningen of tuinbouw, te verwarmen.
Een warmtenet is een netwerk van ondergrondse leidingen waar de restwarmte doorheen stroomt. Dit warmtenet loopt vanaf de producent van de restwarmte naar de gebouwen waar de warmte uiteindelijk wordt gebruikt. Omdat meerdere gebouwen tegelijk kunnen worden verwarmd door diezelfde restwarmte, spreken we van collectieve warmtevoorziening. In sommige situaties is de temperatuur van de restwarmte niet hoog genoeg om andere gebouwen te verwarmen. In dat geval kan met een warmtepomp de restwarmte naar een hogere temperatuur gebracht worden.
Op grond van de Bruidsschat, dit zijn rijksregels die van rechtswege onderdeel uitmaken van het omgevingsplan van elke gemeente, is voor het aanleggen van een warmtenet in principe geen omgevingsvergunning voor bouwen vereist. Gemeenten hebben de vrijheid om de regels uit de Bruidsschat naar eigen inzicht aan te passen. Daarom kan het voorkomen dat in een specifieke gemeente voor het aanleggen van een warmtenet wél een omgevingsvergunning bouwen nodig is.
Verder is het aanleggen van een warmtenet een milieubelastende activiteit op grond van artikel 3.101, eerste lid, onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dit betekent niet dat een vergunning nodig is, maar wel dat bij de aanleg van het warmtenet rekening moet worden gehouden met een aantal regels. Voor een warmtenet op grond van art. 3.102, tweede lid, Bal moet namelijk een kosten-batenanalyse gedaan worden zoals bedoeld in paragraaf 5.2.3 van het Bal. In deze analyse staat welke kosten verbonden zijn aan het warmtenet en welke baten van dat warmtenet worden verwacht.
Overigens kan een warmtenet wel onderdeel zijn van een andere milieubelastende activiteit. Dat is het geval als de andere milieubelastende activiteit de kernactiviteit is en het warmtenet deze kernactiviteit functioneel ondersteund. Wordt het warmtenet dus bewust aangelegd om de kernactiviteit mogelijk te maken, dan is het warmtenet een functioneel ondersteunende activiteit. Is de kernactiviteit vergunningplichtig dan valt het warmtenet ook onder die vergunningplicht. Dat biedt overigens niet alleen nadelen, maar ook mogelijkheden. Een van de beoordelingsregels voor een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het doelmatig gebruik van de energie. Op het moment dat de restwarmte gebruikt wordt en verspreid wordt via een warmtenet, wordt de energie bij uitstek doelmatig gebruikt. Dit kan een reden zijn voor het bevoegd gezag om de omgevingsvergunning (sneller) te verlenen.
Nog een voordeel: Door het gebruik van de restwarmte is mogelijk geen omgevingsvergunning meer nodig voor een lozingsactiviteit. Het overtollige warme water hoeft dan namelijk niet op een oppervlaktewater geloosd te worden, maar kan nuttig gebruikt worden via het warmtenet.
Om Nederland verder te verduurzamen is het wetsvoorstel Wet collectieve warmte (Wcw) ingediend. Op 3 juli 2025 is deze wet door de Tweede Kamer aangenomen. Deze wet zorgt er voornamelijk voor dat in geval van collectieve warmtevoorzieningen er zekerheid is dat de warmte wordt geleverd. De wet zal vooral van toepassing zijn op grotere warmtebedrijven. Kleine warmtebedrijven met maximaal 1500 aansluitingen kunnen ontheffing van de regels aanvragen bij de gemeente, op grond van artikel 3.2 van de Wcw.
Om de warmtelevering te verzekeren, krijgt de gemeente een leidende rol. Zij kan op grond van artikel 2.5 en 2.7 van de Wcw een warmtekavel vaststellen: een gebied waarbinnen één warmtebedrijf de warmte mag en moet leveren. Het warmtebedrijf wordt ook door de gemeente aangewezen en is verantwoordelijk voor de continuïteit en kwaliteit van de collectieve warmtevoorziening binnen een warmtekavel inclusief de daarvoor noodzakelijke productie, inkoop, transport en levering van warmte.
Een warmtebedrijf kan alleen worden aangewezen als die voor minstens 50% in handen is van het rijk, provincies, gemeenten, andere openbare lichamen of een combinatie hiervan. Doordat het warmtebedrijf voor de meerderheid in handen is van het publiek, worden de publieke belangen tijdens warmtetransitie beter geborgd.
Een privaat warmtebedrijf, zonder publiek meerderheidsbelang, kan in sommige gevallen ook worden aangewezen om warmte te blijven leveren aan kleine collectieve warmtesystemen. Het private warmtebedrijf heeft hiervoor een aantal opties in de Wcw:
Private bedrijven kunnen als minderheidsaandeelhouders deelnemen aan een warmtebedrijf met een publiek meerderheidsbelang (artikel 2.3, eerste lid);
Ze kunnen actief zijn in een joint-venture met een warmtenetbedrijf, waarbij zij gezamenlijk als warmtebedrijf werkzaam zullen zijn. Het warmtenetbedrijf moet voor meer dan 50% zeggenschap hebben over de joint-venture en het warmtenetbedrijf moet voor meer dan 50% in handen zijn van het rijk, provincies, gemeenten of andere openbare lichamen (artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b);
Ook kunnen ze actief blijven als warmteproducent waarbij zij werkzaamheden uitvoeren voor een door de gemeente aan te wijzen warmtebedrijf (artikel 2.12, vijfde lid).
Het warmtebedrijf kan in deze gevallen dus zonder een publiek meerderheidsbelang de werkzaamheden voortzetten. Het is aan de warmtebedrijven zelf om te bepalen hoe zij na het invoeren van de nieuwe wet verder willen met hun bedrijf.
Zoals aangegeven, bevat de Wet collectieve warmte een uitzondering voor kleine collectieve warmtevoorzieningen. Zij kunnen een ontheffing aanvragen van bepaalde verplichtingen, waaronder de eis om als warmtebedrijf een publiek meerderheidsbelang te hebben en de verplichting om door de gemeente aangewezen te worden. Voordat de gemeente ontheffing kan verlenen, zal de ACM wel nog moeten beoordelen of het kleine warmtebedrijf voldoende organisatorisch en technisch bekwaam is, volgens artikel 3.2 van de Wcw.
Het benutten van restwarmte is uiteraard een duurzame keuze, maar kan ook op juridisch vlak een strategische stap zijn. Zo kan, zoals eerder aangegeven, de aanleg van een warmtenet positief meewegen bij de beoordeling van een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit. Daarnaast biedt het leveren van warmte via een warmtenet potentiële extra inkomsten, doordat warmte die anders verloren zou gaan verkocht kan worden en door derden kan worden benut.
Bron: Catch Legal