Op 15 november 2023 heeft de minister voor Klimaat en Energie het wetsvoorstel Collectieve warmte (Wcw) ter advisering voorgelegd bij de Raad van State (RvS).
Vergroten van publieke sturing bij de realisatie en exploitatie van collectieve warmte. In het wetsvoorstel wordt onder andere voorgesteld dat het college van burgemeesters en wethouders een warmtebedrijf kan aanwijzen waarbij een meerderheidsbelang (meer dan 50%) in handen is van één of meer publieke partijen.
Ontwikkelen van collectieve warmte die geen broeikasgassen meer uitstoot in 2050. In het wetsvoorstel worden warmtebedrijven verplicht om te voldoen aan een minimaal haalbare verduurzaming door het instellen van een prestatienorm voor de maximale uitstoot van broeikasgassen.
Aanscherping van de regels voor consumentenbescherming en betere borging van de leveringszekerheid van collectieve warmte.
Introductie van transparante en kostengebaseerde tariefregulering (ter vervanging van de gasreferentieprijs) voor de gebonden afnemers van collectieve warmte.
Het verduurzamen van een wijk kan grote gevolgen hebben. In een algemene maatregel van bestuur (AMvB) zal worden neergelegd dat bewoners een redelijke termijn krijgen van ten minste 8 jaar om over te stappen naar verduurzaming.
Het benadrukken van de noodzaak om ervoor te zorgen dat de overgang van aardgas naar duurzame alternatieven in een wijk, financieel haalbaar moet zijn voor de bewoners. In een nader te bepalen AMvB moeten instructieregels worden gesteld ten aanzien van de betaalbaarheid van de overstap van aardgas naar een duurzamer alternatief. Zo moet voordat een wijk wordt aangewezen voor verduurzaming, worden gecontroleerd of deze betaalbaar is volgens de vastgestelde instructies op AMvB niveau. Ook moeten de investeringen in duurzaamheid voor bewoners over het algemeen terugverdiend kunnen worden binnen een redelijke termijn.
In het warmteprogramma worden de lijnen uitgezet voor het al dan niet aanwijzen van wijken om van het gas af te gaan. In de Omgevingswet wordt vastgelegd dat warmteprogramma’s gericht worden op een doelmatige en voor eigenaren en huurders haalbare en betaalbare verduurzaming van de warmtevoorziening.
In de Wcw is een nieuwe tariefregulering voorgesteld die in fases zal worden ingevoerd. In de Wgiw is hierop voorgesorteerd. De ACM krijgt bevoegdheden onder de huidige Warmtewet waardoor de ACM zich kan voorbereiden op een kostengebaseerde tariefsystematiek. De ACM zal hierdoor inlichtingen en gegevens kunnen verzamelen over rendementen van leveranciers en de kosten en opbrengsten per soort warmtenet. Deze bevoegdheid van de ACM komt nu via de parlementaire behandeling van de Wgiw al in de Warmtewet terecht (en dus niet pas met de inwerkingtreding van de Wcw), omdat deze informatie noodzakelijk is voor de voorbereiding van de invoering van kostengebaseerde tariefregulering in het kader van de Wcw.
Het amendement over compensatie aan individuele huishoudens bij wie de overgang naar warmtelevering het NMDA-principe niet goed wordt nageleefd is niet aangenomen. Uit het amendement bleek niet duidelijk door wie dan gecompenseerd zou moeten worden. Ook het amendement voor (het naar voren halen van) de stapsgewijze implementatie van de kostengebaseerde tariefsystematiek is niet aangenomen. De invoering van de kostengebaseerde tariefsystematiek is (op bovengenoemde bevoegdheid van de ACM om inlichtingen in te winnen na) nog onderdeel van de Wcw.
Wel is een motie aangenomen over het doen van onderzoek (dat de regering samen met warmtebedrijven en corporaties moet uitvoeren) naar het oprichten van een fonds om het NMDA-principe individueel te garanderen. Uit de behandeling in de Tweede Kamer blijkt nog niet hoe dit onderzoek of fonds zou moeten worden ingevuld.