We komen aan bij de Zurichtoren, in het centrum van Den Haag. Nadat de lift ons een tal van verdiepingen omhoog heeft gebracht stappen we zijn werkkamer binnen. Het eerste wat opvalt is het uitzicht; alle daken van de Haagse binnenstad, tot aan Scheveningen en verder. In zee zijn containerschepen te zien en daarachter windmolenpark Hollandse Kust Zuid. Volgens Glas; ''hebben we geluk dat het vandaag zo helder is.'' Elke keer als de deltacommissaris uit zijn raam kijkt wordt hij herinnerd aan de opgaven die Nederland te wachten staan en waar hij zich sinds 1 januari 2019 elke dag voor inzet. De redacties van Klimaatweb en Omgevingsweb gingen met deltacommissaris Peter Glas in gesprek over de toekomst van Nederland, een nationale deltalocatie en de rolverdeling van de adaptatieopgaven voor verschillende overheden.
Op 1 januari 2012 trad de Deltawet in werking, de wet moet bijdragen aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening in relatie tot de verwachte klimaatverandering. In deze wet worden ook de bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden van de deltacommissaris omschreven. De deltacommissaris is verantwoordelijk voor draagvlak en de voortgang van het Deltaprogramma. Vanuit deze functie is de deltacommissaris ook in staat om gevraagd en ongevraagd adviezen aan verschillende bewindspersonen te geven.
Op 7 april 2022 stuurde de Deltacommissaris een brief met ongevraagd advies naar de ministers Harbers (IenW), Staghouwer (LNV), Van der Wal (NenS) en De Jonge (VRO) over de urgentie van het nemen van klimaatadaptieve maatregelen en een oproep aan de verschillende ministers om de samenhang van verschillende transities te versterken. Klimaatadaptatie raakt aan de verschillende transities en de brief kaart de noodzaak voor een integrale aanpak aan.
Waarom vond u het noodzakelijk deze brief te versturen?
''Het is eigenlijk een derde brief, binnen een jaar heb ik twee brieven met gevraagd advies geschreven voor het ministerie van binnenlandse zaken, VRO en IenW. Dit ging over de relatie woningbouw, kwetsbaarheid, klimaat en zeespiegelstijging . Dat was tijdens de overgang van het vorige kabinet naar dit kabinet en resoneerde in de pers en in de Kamer. Minister Hugo de Jonge had eind januari in antwoorden op Kamervragen daar al een eerste reactie op gegeven die ik heel bemoedigend vond, waarin hij een actieprogramma Klimaatadaptatie Gebouwde Omgeving bestendige bouw en een landelijke maatlat voor klimaatadaptief bouwen aankondigde.
In die periode was ik ook in gesprek met het Rijk, de regio’s, provincies, waterschappen, gemeenten en verschillende partners in het kader van het Deltaprogramma 2023 en de drie thema's waterveiligheid, zoetwater en ruimtelijke adaptatie die daar onderdeel van uitmaken. Daarbij bespraken we onder meer of we vanuit deze drie thema’s voldoende verbinding maken met andere ruimtelijke opgaven, om te zorgen dat Nederland zich voldoende en snel genoeg kan aanpassen aan klimaatverandering. We waren ons er toen van bewust dat het kabinet bijna honderd dagen zat en dat ze bezig waren met het uitwerken van het coalitieakkoord en het inrichten van beleidsprogramma’s. Toen werd vanuit de verschillende overheden een beroep op mij gedaan om via mij een krachtig signaal af te geven dat in al die programma’s werk gemaakt moet worden van klimaatadaptatie. Dat is die brief geworden. Het was dus voor het eerst dat er een ongevraagd advies kwam. Het formele antwoord heb ik nog niet gekregen, maar elementen dienen zich al wel aan in andere reacties.''
In het coalitieakkoord wordt de noodzaak om klimaatadaptieve maatregelen te treffen al onderschreven en de uitvoering van het Nationaal Deltaprogramma te versnellen. Water en bodem zouden sturend moeten worden bij ruimtelijke planvorming.
Vindt u dat er in de praktijk voldoende wordt gedaan om deze belofte uit het coalitieakkoord te borgen?
''Als het gaat om borgen dan is dit een cruciaal jaar. De Nationale Aanpak Klimaatadaptatie Gebouwde Omgeving is aangekondigd om na de zomer te verschijnen, daar reken ik op.
Met een maatlat voor klimaatadaptief bouwen over prestatieafspraken en doelen, zodat er ook helderheid ontstaat voor zowel de marktpartijen en bouwers als voor de bestuurders op de verschillende niveaus, kunnen we op het gebied van borging dit jaar ook echt een stap voorwaarts maken. Er is voldoende gevoel van urgentie en een bevestiging dat water en bodem echt sturend moeten zijn. We hebben decennia achter de rug waar we hebben gekeken naar wat nodig is voor mobiliteit, industrie of woningbouw. Bodem en watercondities waren niet zo relevant en we dachten; dat is technisch allemaal op te lossen. Die gedachtegang kantelt nu, dat is natuurlijk een belangrijke borging in een regeerakkoord. Nu moet het waargemaakt worden en komt de doorvertaling naar wat het betekent voor planvorming, verordeningen en uitvoering. Volgend jaar rond deze tijd zullen we zien of alle voornemens ook zijn ingeboekt.
In de praktijk zien we natuurlijk wel bewegingen in de juiste richting maar nog niet overal en in dezelfde mate. En ik snap ook wel dat zulke dingen moeten indalen, daarom hebben we al deze piketpalen geslagen en zegt het kabinet dat ze moet zorgen voor kaders en beleidsrichting tot en met wet- en regelgeving zodat niemand er meer omheen kan. Dit wordt het nieuwe normaal: elke schop in de grond, klimaatbestendig.''
In uw brief zegt u het volgende: 'In provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies- en plannen wordt klimaatadaptatie wel genoemd, maar het is zaak om door te pakken en ervoor te zorgen dat dit ook in de daaruit voortvloeiende verordeningen wordt opgenomen.’
Hoe kan gezorgd worden dat plannen ook daadwerkelijk klimaatadaptief worden uitgevoerd en gebiedsontwikkeling voortaan ook echt toekomstbestendig is?
''In elke fase moet klimaatadaptatie prominent op tafel liggen, het is een 'mindset'. Er moeten kansen worden gezien om schade in de toekomst te vermijden. Als dit niet gebeurt komt die schade, zoals in Limburg in 2021, op onverwachte momenten en in onverwachte omvang. Als we op kwetsbare plekken op de verkeerde manier bouwen, dan bouwen we probleemprojecten.
We marcheren nu in die richting, dat het ook verankerd wordt zodat wethouders, die de initiatiefnemers zijn in de gemeente, samen met projectontwikkelaars handvatten hebben. De markt vraagt ook naar regels om zo een 'level-playing-field' te creëren.’’
De brief van 7 april stelt ook een nationale deltalocatie voor waar op grote schaal invulling kan worden gegeven aan het begrip klimaatbestendig ontwikkelen.
Kunt u iets meer vertellen over deze nationale deltalocatie? Zijn hier al concrete plannen voor en waar zou dit 'gebied van de toekomst' zich kunnen bevinden?
''Ik weet dat minister Hugo de Jonge in Delft is gaan kijken, daar is een soort proefwijkje met allerlei klimaatadaptieve innovaties van bedrijven. Het is heel mooi om te zien dat ook kleine startups hun ideeën daar kunnen uitproberen. Maar dat is op proefniveau. Op sommige plekken in het land zie je hele mooie initiatieven tot stand komen die ook gewoon uitgevoerd worden. Daar is ook geld voor. Binnen het Deltafonds is een stimuleringsregeling klimaatadaptatie, juist voor de uitvoering en juist gericht op de gemeenten in samenwerking met andere overheden. Elke gemeente kan opzoeken wat voor die gemeente financieel beschikbaar is. Daar hoort wel de spelregel bij: elke euro vanuit het Deltafonds daar moet twee euro vanuit de regio bij, dus vanuit het waterschap en/of de gemeente. Voor de komende jaren is daar opgeteld zeshonderd miljoen euro voor beschikbaar. Daar zullen hele mooie projecten uit voortkomen die er ook echt toe doen en bijdragen aan die klimaatbestendige inrichting. Er zal er ook wel eens eentje misgaan, maar daar leren we met zijn allen van.
In Nederland hebben we een traditie van iconische projecten in het fysieke domein en in de waterbouw. De Deltawerken is een iconisch project, maar ook de Markerwadden of de Afsluitdijk. Toen heb ik gezegd dat een deltalocatie te overwegen zou zijn. Ik heb het niet op de kaart willen prikken maar heb het kabinet willen uitdagen; wijs nou eens ergens een van die woonwijken aan waarin een deel van die negenhonderdduizend woningen gebouwd gaan worden. Waarvan we al weten; zo moet het, zo kan het, zo willen we het. Ga dat dan op zo een manier doen dat dat ook een iconische plek kan zijn. Hier heb ik nog aan toegevoegd dat het te overwegen valt om dat in meerdere regio's te doen. Wellicht dat als er één schaap over de dam is, dat er meer volgen. Er zijn meerdere plekken in Nederland die zich daarvoor lenen denk ik. Het kabinet heeft gezegd dat ze nationale regie willen, zet hier dan ook regie op, wijs het aan.''
Welke partij zou op financieel en bestuurlijk niveau verantwoordelijk zijn voor de 'inrichting' en bouwvergunningen van dit gebied? Kortom: wie voert de regie?
''Ik zou zeggen begin eerst eens met een gemeente die daar op zit te wachten, waar de urgentie duidelijk is en waar al een beweging op gang is gekomen, dat zijn er heel veel. Ik zie het Rijk meer als coproducent, co-financier die ter zijde staat, maar het niet overneemt, dat lijkt me niet aan te bevelen.''
In een interview met de dijkgraaf van Waterschap Vallei en Veluwe (Marijn Ornstein), gaf zij aan dat ook het waterschap naar 'water en bodem leidend maken' toe wil werken. In dit interview komt ook naar voren dat dit alleen mogelijk is als verschillende overheden en departementen samenwerken en opgaven aan elkaar gekoppeld worden.
Bent u het hier mee eens? Wie zou volgens u de regie moeten voeren en in hoeverre zou die 'regisseur' bevoegd moeten zijn om in te grijpen als er te weinig rekening wordt gehouden met water en bodem en de uitvoering van het Nationaal Deltaprogramma?
''Ik denk dat er een subtiel verschil is tussen Rijksregie en nationale regie. In veel landen is het zo dat het Rijk bepaalt, centraal aanstuurt, en lagere overheden voeren het dan uit. In Nederland hebben we als uitgangspunt dat decentrale overheden, gemeenten en provincies autonoom zijn in hun huishouding en beleid, natuurlijk binnen wettelijke kaders. Er is altijd een wisselwerking, met name in het deltaprogramma waar Rijk en regio in coproductie en cofinanciering werken en samen de doelen definiëren. Rijk en regio moeten overeenstemming krijgen, dit, wanneer nodig, in wet- en regelgeving verankeren en de financiële consequenties ook samen nemen. In Nederland is waterbeheer maar voor 15% vanuit de rijksbegroting gedekt en 85% decentraal, dat is belangrijk om te realiseren, daarom pleit ik voor een nationale aanpak.
Water en bodem zit zonder enige twijfel in hetzelfde stramien voor een nationale aanpak. Dat betekent dat je samen moet organiseren. En daar vind ik dat het Rijk echt verantwoordelijk is om het te organiseren. Die moet de tafels organiseren waaraan dit gebeurt. Zo doen we dat in het deltaprogramma, we organiseren tafels rond waterveiligheid, zoetwaterbeschikbaarheid en ruimtelijke adaptatie. Maar vanuit mijn positie als deltacommissaris zeg ik; hoe je het in Limburg, Brabant of rond het IJsselmeer organiseert, verzin het zelf, want het moet aansluiten bij de lokale behoeften, tradities en tafels die je eventueel al hebt vanuit andere ambities.
Dus het Rijk is stelselverantwoordelijk in de zin van wet- en regelgeving, verplichtingen over overleg et cetera. En is voor een belangrijk deel ook financieel verantwoordelijk, maar zal in de uitvoering het altijd in coproductie moeten doen en dat werkt twee kanten op. Dat betekent dat het Rijk solidair is met de uitvoering, ook financieel. Beleid en uitvoering moeten in die praktijk bij elkaar komen, de regio moet weten dat het geen kwestie is van bellen naar Den Haag om geld te vragen. Ze moeten het zelf ook binnen de eigen begroting waarmaken.''
In de Verkenning landelijk 'level playing field' klimaatadaptieve nieuwbouw die op 14 juni 2022 is verschenen geven gemeenten, waterschappen, provincies en marktpartijen aan dat de opgave om klimaatbestendig te bouwen te vrijblijvend wordt ingevuld en dat het tijd is om ambities door middel van richtlijnen zoals een maatlat een meer verplichtend karakter te geven. In het rapport worden ook zorgen geuit over een landelijke richtlijn of maatlat voor klimaatadaptief bouwen omdat dit te ver van lokaal beleid af zou kunnen staan en dit per regio kan afwijken door het locatie-specifieke karakter.
Hoe kijkt u hier tegenaan, hoe kan deze maatlat zo goed mogelijk aansluiten op lokale benodigdheden?
‘’Als je het precies op de millimeter gaat voorschrijven, hoe men het moet uitvoeren tot en met materiaalkeuze aan toe, dan schiet dat door. Dan krijg je natuurlijk die discussie. Dit zijn altijd pendelbewegingen tussen meer en minder Rijksregie, hopelijk kom je na verloop van tijd in een soort verstandige balans. Die verstandige balans zou wat mij betreft een maatlat zijn over water, overstromingsrisico’s, wateroverlast, droogte, hitte en groen in de bebouwde omgeving, vastgelegd in de vorm van prestatieafspraken met onderliggende principes. In de NOVI staat al; niet afwentelen, niet afwentelen in de ruimte. Ik zeg dan; maar ook niet afwentelen op volgende generaties, in de tijd. Dat is het uitgangspunt.
Dan de prestatieafspraken, je zou een regenbui van zoveel millimeter in het gebied zelf moeten kunnen opvangen en niet afwentelen naar buren of een rivier waardoor het wegloopt. Dat zijn prestatieafspraken of doelafspraken. Middelenafspraken zouden vermeden moeten worden op het niveau van deze maatlat. Je moet eerst de onderliggende waarden en uitgangspunten bediscussiëren. Begin met de 'wat' en 'waarom'. 'Hoe', is dan lokaal maatwerk, want wat in de ene regio nodig is om een doel te bereiken kan in een andere regio helemaal niet werken en is er iets heel anders nodig. De gemeente, ontwikkelaar, koper of gebruiker die moet daar vervolgens bij worden betrokken.’’
Er is sprake van een groot woningtekort, een stikstofprobleem en de energietransitie is in volle gang.
Is het voor u nog denkbaar dat er gebouwd wordt in uiterwaarden, laaggelegen veengebieden of gebieden dicht bij grote rivieren? En hoe staat u tegenover het bouwen van (tijdelijke) woningen in dit soort kwetsbare gebieden?
''Technisch gezien kan er op heel veel plekken gebouwd worden en dat doen we ook. Ik heb in mijn advies over woningbouw ook niet gezegd dat er niet meer in laag Nederland gebouwd kan worden. Maar ik zeg wel; als je daar bouwt doe het dan wel slim. In een polder heb je bijvoorbeeld altijd een laagste plek, zorg dat daar dan de waterberging is. Concepten als drijvend bouwen bestaan ook, lang geleden werden sommige boerderijen drijvend op het veen gebouwd. Dat soort concepten zouden, op een eigentijdse manier toegepast, perspectief kunnen bieden.
Voor bouwen in stukken langs de rivieren en de uiterwaarden, met name bovenstrooms, daar heb ik geadviseerd het voorzorgsprincipe te laten prevaleren en die ruimte te reserveren. Buitendijks, in de uiterwaarden zou eigenlijk gewoon de hoofdregel moeten zijn; doe het niet, tenzij het bijvoorbeeld voor de rivier zelf van belang is, of het te maken heeft met scheepvaart of de energietransitie. Een dergelijke uitzondering moet gemaakt kunnen worden, maar die moet dan wel voldoen aan de hoofdregel van compensatie van waterberging. Dit geldt dus niet voor woningbouw of bedrijventerreinen et cetera. Dat heb ik ter overweging gegeven.
Ook binnendijks hoeft het niet op slot maar dan zou je kunnen kijken naar het instrument van tijdelijk vergunnen. Dat kan bijvoorbeeld tijdelijke woningbouw zijn die je makkelijk kunt verplaatsen zoals 'tiny houses' of houtbouw. Met een vergunning die aan een dergelijke conditie is gekoppeld en die niet voor de eeuwigheid is, voorkomt je een 'lock-in'.''
In hoeverre biedt de Omgevingswet mogelijkheden om bij het maken van ruimtelijke plannen aan de voorkant na te denken over het inpassen van klimaatadaptieve maatregelen en het rekening houden met natuur, milieu en water?
''Laat ik het beperken tot water, de watertoets zit nu in het besluit ruimtelijke ordening (Bro) en die zal straks in het besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) komen. De discussie over het moment van invoering van de Omgevingswet is nog volop bezig, dus daar kan ik niet over speculeren. De Omgevingswet beoogt natuurlijk helderheid te verschaffen door het voor de initiatiefnemer, de aanvrager of de burger allemaal inzichtelijker, transparanter en samenhangender te maken. Één loket met daarachter een samenhangend besluit van de diverse overheden die verantwoordelijk zijn. Toen ik nog voorzitter was van de Unie Van Waterschappen heb ik aangegeven dat het waterschap wel zijn eigen verantwoordelijkheid moet kunnen blijven nemen want het is onder andere een borger van de waterveiligheid. Ik heb daarom steeds gezegd; de watertoets is een proces van overleg, van hoe het is en hoe het wordt.
Het is van belang op het niveau van de uitvoering, vergunningverlening en omgevingsplannen dat het vanuit de watertoets verplicht is om met elkaar aan tafel te gaan zitten, dat er een afweging wordt gemaakt van de waterbelangen en dat er een motiveringsplicht is om daar eventueel van af te wijken. Dit proces zou dan ook van toepassing moeten zijn op omgevingsvisies en/of programma’s, als ik goed geïnformeerd ben, is dat wettelijk niet voorgeschreven in de Omgevingswet. In het bestuursakkoord water in 2011 hebben overheden onderling afgesproken dit proces van toepassing te verklaren op de verschillende omgevingsvisies. Ondanks dat in het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 staat dat de bestuurlijke afspraken over de verbrede reikwijdte van het watertoetsinstrument ongewijzigd blijven, valt verankering in de Omgevingswet mijns inziens te overwegen.
De koppeling aan een maatlat zit helemaal aan de andere kant van het spectrum. Dat zit in het toetsen, in het motiveren richting besluiten die genomen worden door gemeenten, die ook de burger of de initiatiefnemer aangaan en die daar bindend voor zijn. Die maatlat kan daar ook behulpzaam bij zijn, want dan heb je ook een toetsingskader dat heel concreet is. Dus ik denk dat die zaken bij elkaar gaan komen. Op verschillende momenten is aangegeven; we gaan kijken naar de rol van de watertoets of zelfs een versterking van de watertoets, daar heb ik ook om gevraagd. Dan denk ik aan dit soort dingen dus; versterken in de reikwijdte, de beleidsvisies van alle overheden, maar ook de concreetheid. Daar biedt zo een maatlat straks ook handvat voor.''
Deltacommissaris roept ministers op tot actie
Moet Nederland wateropslag verplichten bij nieuwbouwprojecten?