Klimaatweb en vakblad Wind & Zon bezochten diverse onderdelen van de 6e editie van de Conference on Wind energy and Wildlife Impacts (CWW) in Egmond aan Zee. In hotel Zuiderduin kwamen onderzoekers, wetenschappers, beleidsmedewerkers en experts vanuit alle windstreken samen om kennis te delen over innovatieve en efficiënte oplossingen voor problemen die bij windenergieopwekking komen kijken. In deze 5-daagse conferentie werden de nieuwste wetenschappelijke inzichten gedeeld over de risico’s van windenergie voor ecologie en dieren in het wild en oplossingen daarvoor. Hier een greep uit een dag aan presentaties en een excursie naar windmolenpark Fryslân.
Omdat de vleermuis zowel in Nederland als Europa is aangewezen als een beschermde diersoort is er veel kennis nodig om botsingen tussen vleermuizen en rotorbladen te voorkomen. Om vleermuissterfte tegen te gaan laat Martijn Boonman, ecoloog bij Bureau Waardenburg, zien dat het van belang is om onderscheid te maken tussen migrerende en niet-migrerende vleermuissoorten. Zo richtte hij zich specifiek op het verschil tussen de migrerende ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii) en de niet-migrerende gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) bij hoge windsnelheid. De migrerende vleermuissoorten passeren windmolenparken tijdens de trek van de zomer- naar wintergebieden, waarbij ze vanaf de Baltische Staten en Rusland naar West-Europa trekken. Boonman concludeerde dat de niet-migrerende gewone dwergvleermuis over het algemeen hogere windsnelheden vermijdt en daarmee minder botsingen ervaart, terwijl de migrerende ruige dwergvleermuis toleranter is voor hoge windsnelheid en slechts in juni en oktober de hoge snelheden vermijdt.
Om vleermuizen uit de buurt van rotorbladen te houden onderzoekt Sarah Fritts van Texas State University het effect van geluidstrillingen. Kunnen frequenties de activiteit van vleermuizen zo sturen dat zij als het ware omlaag worden geduwd zodat er geen botsing ontstaat? Om deze vraag te beantwoorden wordt de activiteit gevolgd van vleermuizen in een kooi die even lang is als een rotorblad. Tijdens de controleperiode waarbij geen geluidstrillingen werden toegepast vloog de groep van 76 Guanovleermuizen gelijkmatig door de kooi, terwijl 90% van de vleermuizen laag begon te vliegen tijdens het toepassen van geluidstrillingen. Het is nu belangrijk dat er per vleermuissoort wordt gekeken welke trilling het meest effectief is zodat vleermuissterfte op slimme wijze wordt verminderd.
Conservatiebioloog Michael Whitby voegt toe dat operationele minimalisering essentieel is voor het reduceren van vleermuissterfte en uiteindelijk zelfs samen kan gaan met een hogere energieproductie. Deze operationele minimalisering houdt bijvoorbeeld in dat windturbines worden stilgelegd of dat de windsnelheid waarbij de windturbine energie gaat produceren verlaagd wordt (‘cut-in speed’), waardoor bij veel lagere windsnelheden energie kan worden opgewekt.
Naast vleermuizen komen (zee)vogels ook regelmatig in botsing met windmolens, aangezien het ook voorkomt dat windparken wilde dieren juist aantrekken in plaats van afschrikken. Zo worden zeevogels aangetrokken door windmolenparken als plek om te rusten en foerageren, waardoor er een aanvaringsrisico ontstaat wanneer ze dichtblij blijven. Dit aanvaringsrisico geldt zowel voor windparken op zee als op land en is empirisch moeilijk te meten. Zo geeft Tim Kasoar van ORJIP (The Offshore Renewables Joint Industry Programme) aan dat een botsing een zeldzame gebeurtenis is. En als ze plaatsvinden is het vaak ’s nachts of bij slecht weer.
Verena Peschko van The Federal Agency for Nature Conservation laat zien dat verschillende soorten zeevogels windparken op zee sowieso al sterk vermijden. Ook wijst haar onderzoek uit dat de Jan-van-gent de turbines steeds op dezelfde manier benadert. De zeekoet vermijdt de parken sterk en benadert het windpark op zee minder tijdens het duiken dan tijdens het reizen en rusten. De reacties verschillen per vogelsoort, locatie en jaar, waardoor de onderzoeker het van belang vindt om verder onderzoek te verrichten.
In tegenstelling tot directe gevolgen zoals botsingen van vogels met windmolens zijn er ook indirecte gevolgen zoals habitat verlies, emigratie, gedragsverandering en demografische veranderingen. Deze indirecte gevolgen kunnen leiden tot populatiekrimp. Ook kan het barrière-effect optreden, wat inhoudt dat een windmolenpark de trekroute van een vogel blokkeert waardoor zij grotere afstanden moeten afleggen.
Bij onderzoek naar het gedrag van ecosystemen bij realisatie van wind op zee komen veel facetten kijken; ecosystemen zijn altijd groter dan het onderzoeksgebied, populaties zijn nooit stabiel, veranderen van gedrag en verplaatsen zich per seizoen. Ook kan de prooi van een bepaalde groep dieren migreren door aanleg van een windmolenpark, wat weer invloed heeft op het gedrag van de groep dat deze op deze prooi jaagt.
Kate Searl van UK Center for Ecology en Hydrology vertelde over de ontwikkeling van een onderzoekskader voor indirecte effecten van windmolenparken in Groot-Brittannië. Het kader zou helpen bij transparantie, reproduceerbaarheid en vertrouwen in onderzoek. Bij de Schotse overheid waren een aantal conceptuele uitdagingen zoals een missende IT-infrastructuur, onderzoeken die een nauwe focus hebben op een bepaalde soort of een bepaald seizoen en een veelheid aan onsamenhangend onderzoek waarbij verschillende onderzoeksstrategieën gebruikt zijn. Kate gaf een aantal oplossingen voor deze problemen zoals het samenbrengen van data en tools op een integrale plek, één plek en manier waarop iedereen observeert en de onzekerheid in het onderzoek erkennen, vinden en dan verkleinen. Door intensieve stakeholder interactie hebben deze oplossingen in Schotland een gemeenschap gevormd van betrokken deelnemers, waardoor vertrouwen is gegroeid, en een breder begrip is ontstaan over de verschillende uitdagingen.
Onzekerheid en een tekort aan data blijkt een terugkerend probleem in onderzoek, omdat sommige data niet te verkrijgen is of omdat het veel tijd kost. Leslie New van het Ursinus College betoogt het gebruik van meningen van experts of autoriteiten als er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. Deze kunnen onderzoek leiden, input leveren en kennishiaten helpen identificeren. Ze geeft duidelijk aan dat dit geen alternatief is voor wetenschap of een excuus om slechte keuzes te maken. New zegt dat het nu tijd is om keuzes te gaan maken voor Klimaatverandering en zegt: besluitvorming duurt lang; kunnen we niet een windpark plaatsen, hiervan leren, en die data gebruiken om het bij het volgende windpark beter de toen?
In de praktijk blijkt het onderzoek naar interactie ook lastig. Zo legde Jennifer Stucker uit hoe ze in de V.S. onderzoek doen naar botsingen van rotorbladen met vogels en vleermuizen. Ze gebruiken een multi-sensor benadering om botsingen te meten en kwamen erachter dat vooral kleine projectielen moeilijk vast te leggen zijn. Om hun systematiek te testen hebben ze projectielen van gelatine gemaakt. Deze projectielen waren tussen de 8 en 200 gram, snel biologisch afbreekbaar met een toevoeging van Coyote geur om dieren van de windmolens te weren. De projectielen werden gebruikt om te testen of de verschillende sensoren dit zouden registreren. Door middel van AI werden deze beelden geanalyseerd en bleek hun systeem de kleinste botsingen zelfs te meten.
Ook Mike Armitage deed onderzoek naar gedrag van zeevogels rondom windmolens. Er is volgens hem te weinig kennis hierover wat milieu impact assessments lastig maakt. Door middel van camera’s die door AI afgestemd zijn (getraind) konden ze in de gaten houden hoe vogels rond windmolens vliegen. Veel vogels bleken op grote afstand van rotorbladen te blijven.
In de middag stapten deelnemers op de bus naar de afsluitdijk om Windmolenpark Fryslân te bezoeken. Fryslân is het grootste windmolenpark op binnenwater in de wereld en bestaat uit 89 windturbines die samen 382,7 megawatt opleveren. Goed voor het voorzien van 500.000 huizen aan stroom. Het bijzondere aan het windpark is dat het in een Natura 2000 gebied is gerealiseerd. De hoofdvraag van het project was dan ook; hoe kan dit park met zo min mogelijk schade worden gerealiseerd en in exploitatie zijn?
Om de natuur zo min mogelijk te belasten en dieren uit de buurt van het windmolenpark te houden is er naast de realisatie van het park zelf ook een natuurreservaat met natuureiland in het IJsselmeer aangelegd. Rond het natuureiland worden artificiële riffen aangelegd. Het reservaat zou vissen en daarmee vogels moeten aantrekken zodat ze wegblijven bij het windpark, om zo botsingen met rotorbladen te voorkomen. Sinds 2021 is het park in gebruik en er is voor realisatie onderzoek naar het ecosysteem gedaan, de ecologie wordt gemonitord en na 3 en 5 jaar wordt er geëvalueerd. Hierbij ligt de focus op het in de gaten houden van vogels, maar visgedrag is ook belangrijk om te meten omdat deze het gedrag van vogels kunnen beïnvloeden.
Zie voor verdere informatie van de verschillende presentaties en discussie op de CWW Wind & Zon, het eerstvolgende nummer van het Vakblad Duurzame Energie nummer 2022-2