Experimenteren is hot! En dat is veelbelovend voor milieuproblemen, want experimenteren is bij uitstek dé sturingsaanpak waar radicaal alternatieve ideeën kunnen worden getest en opgeschaald. Maar gebeurt dat ook? Met andere woorden: hoe transformatief is experimenteren als sturingsaanpak? Daarover gaat een nieuw paper gepubliceerd in Environmental Policy & Governance, waarvoor tien bodemdaling-experimenten in het Groene Hart zijn onderzocht.
Als we in Nederland problemen integraal willen oppakken, moeten we de pijlen richten op niet-duurzaam landgebruik en de structuren die dat in stand houden.
Auteurs Mandy van den Ende, Heleen Mees, Peter Driessen en Dries Hegger ontkennen niet dat een technologische maatregel veenoxidatie kan verminderen om zo bodemdaling en broeikasgasemissies te adresseren, maar het probleem wordt daarmee niet bij de wortel aangepakt. Daardoor blijven andere probleemaspecten zoals slechte waterkwaliteit, verhoogd overstromingsrisico en biodiversiteitsverlies ongeadresseerd. “Als we in Nederland problemen integraal willen oppakken, moeten we de pijlen richten op niet-duurzaam landgebruik en de sociale, economische, bestuurlijke en institutionele structuren die dat in stand houden,” aldus de auteurs.
Een mogelijke route naar transformatie is het opleggen van nieuw beleid, door bijvoorbeeld verantwoordelijkheden voor duurzamer landgebruik vast te leggen in wet- en regelgeving. “Dit is een relatief snel veranderproces,” zegt Van den Ende, “maar het roept veel maatschappelijke weerstand op en vergt veel daadkracht, betrokkenheid en moed van politici.”
Door rekening te houden met de bestaande landgebruiksfunctie wordt veilig binnen de lijntjes gekleurd.
Een stapsgewijze route zoals experimenteren is laagdrempeliger: “Het kan op kleine schaal systeemverandering naar duurzaam landgebruik in gang zetten.” Experimenten bieden bestuurders de mogelijkheid om nieuwe ideeën in de praktijk te brengen zonder te hoeven vrezen voor grote politieke gevolgen bij teleurstellende uitkomsten, en burgers kunnen langzaam wennen.
Aan experimenten geen gebrek in het Groene Hart. Echter, de meeste bodemdaling-experimenten zijn gericht op technologische innovatie, met als uitgangspunt dat het bestaande landgebruik (veelal intensieve veehouderij) doorgang moet kunnen vinden. “Door rekening te houden met de bestaande landgebruiksfunctie wordt veilig binnen de lijntjes gekleurd,” aldus Van den Ende. De auteurs vinden met name de dominantie van technologische experimenten zorgelijk. “Door doorontwikkeling, aantrekking van extra potjes en opschaling wordt een technologische oplossingsrichting bestendigd en transformatieve toekomstpaden afgesneden.”
Het vergroten van de oplossingsruimte – het kunnen betreden van verschillende toekomstpaden – is dus essentieel. Pas als er zicht is op een breed scala aan alternatieve maatregelen kan op basis van de behoeftes van het landschap de meest logische optie worden gekozen. Dit vereist wel een andere vorm van experimenteren. “Gelijkere representatie van diverse belanghebbenden zoals landbouwpioniers, toekomstige generaties en niet-menselijke actoren, maar ook meer co-creatie en minder technocratie,” aldus Van den Ende. Kortom, experimenteren zal als sturingsvorm eerst zélf een transformatie moeten ondergaan voordat het kan bijdragen aan een transformatie naar duurzaam landgebruik.