Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Gevolgen van de uitspraak Windpark Delfzijl Zuid uitbreiding voor de RES: een tikje van de molen gehad?

Op 28 juni 2019 presenteerde het kabinet het Klimaatakkoord, de Nederlandse uitwerking van het Parijse Klimaatverdrag. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de CO2-uitstoot in 2030 met 49 % moet zijn afgenomen ten opzichte van 1990 en in 2050 met 95 %. Dat is een stevige verduurzamingsopgave. De landelijke afspraken uit het Klimaatakkoord zijn door de 30 Nederlandse energieregio’s vertaald naar regionale keuzes in de Regionale Energie Strategieën (RES’en). In de RES’en zijn ook de zoeklocaties voor windenergie opgenomen. Op 30 juni 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) een uitspraak gedaan over het windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding, die roet in het eten kan gooien voor de RES’en(1).

16 juli 2021

Artikelen

Artikelen
 

Plan-MER voor windturbinenormen

In het Activiteitenbesluit milieubeheer (Barim) en de Activiteitenregeling milieubeheer (Rarim) zijn windturbinenormen voor bijvoorbeeld geluid, slagschaduw en externe veiligheid opgenomen(2). De Afdeling oordeelde dat voor die windturbinenormen een milieueffectrapport (plan-MER) moet worden gemaakt. De windturbinenormen zijn volgens de Afdeling namelijk een plan of programma in de zin van artikel 2, onder a van de Europese richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling (SMB-richtlijn)(3). Totdat de regering de plan-MER heeft gemaakt, mogen de windturbinenormen niet worden gebruikt. Een niet mis te verstane uitspraak dus. De uitspraak is het gevolg van het arrest “Aalter en Nevele” van 25 juni 2020 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof)(4). In dat arrest oordeelde het Hof dat uit de SMB-richtlijn voortvloeit dat een milieubeoordeling moet worden gemaakt voor windturbinenormen. Alhoewel het Hof al eerder een vergelijkbaar arrest heeft gewezen in de zaak “d’ Oultremont” wilde de Afdeling daar eerst niet aan. Dat blijkt uit de uitspraak in de zaak “Battenoord”(5). Die lijn heeft de Afdeling nu verlaten.

Gevolgen uitspraak Afdeling voor RES’en

De uitspraak kan potentieel grote gevolgen hebben voor de RES’en. De opdracht tot het maken van een plan-MER geldt in eerste instantie voor nieuwe windparken waarvan de besluitvorming nog niet onherroepelijk is(6). De op 1 juli 2021 aan het Nationaal Programma RES voorgelegde RES’en 1.0 bevatten het aanbod voor nieuwe hernieuwbare elektriciteit op land en nieuwe zoeklocaties voor windenergie. Die zoeklocaties voor windenergie zijn gekozen aan de hand van verschillende selectiecriteria. Bijvoorbeeld: ligging ten opzichte van woonkernen en natuur, afstand tot wegen, risicobronnen en andere windparken, windaanbod, enzovoorts. De windturbinenormen spelen een belangrijke rol bij de selectie van de zoeklocaties. Nu de windturbinenormen op losse schroeven staan, staat niet vast dat de geselecteerde zoeklocaties nog houdbaar zijn. Op 6 juli 2021 zond de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat de Tweede kamer een brief over de gevolgen van de uitspraak van de Afdeling(7). Hierin gaf zij aan dat het opstellen van de plan-MER naar verwachting 1,5 tot 2 jaar in beslag zal nemen. Tot die tijd blijft veel onzeker. De hamvraag is wat er uit de plan-MER komt. Als de conclusie is dat windturbinenormen gehandhaafd blijven, is er weinig aan de hand voor de RES’en. Concludeert de plan-MER echter dat de windturbinenormen strenger moeten, dan zullen verschillende zoeklocaties uit de RES’en mogelijk onbruikbaar worden. Er zal dan moeten worden gezocht naar alternatieve zoeklocaties voor windenergie. Die locaties liggen in een klein land als Nederland niet voor het oprapen. Na verstrenging van de windturbinenormen zullen deze locaties nog schaarser worden. Dat zal effect hebben op de verduurzamingsopgave waarvan de RES’en deel uitmaken. Die opgave kan mogelijk moeilijker of in het ergste geval niet worden gehaald. Het is zeker niet uitgesloten dat de uitkomst van de plan-MER zal worden dat de windturbinenormen strenger moeten. De normen zijn destijds in 2011 namelijk in het Barim en Rarim opgenomen aan de hand van de op dat moment gangbare kleinere windturbines. Windturbines hadden in 2011 tiphoogtes van 100 à 120 meter. Inmiddels hebben windturbines tiphoogtes tot 250 meter. De moderne turbines hebben dan ook mogelijk grotere en /of andere negatieve milieueffecten.

Wat kunnen gemeenten en provincies in de tussentijd doen?

Het is zeker niet zo dat gemeenten en provincies stil hoeven blijven te zitten tot de regering de plan-MER heeft opgesteld. De Afdeling heeft in de uitspraak een tussentijdse oplossing genoemd. Gemeenteraden en colleges van Provinciale Staten zijn niet verplicht aan te sluiten bij de windturbinenormen. Zij kunnen in een bestemmings- c.q. inpassingsplan zelf normen voor de windturbines stellen. Dat moet volgens de Afdeling echter wel deugdelijk voor het concrete bestemmings- of inpassingsplan worden gemotiveerd. Het zal niet makkelijk zijn om als gemeente of provincie zelf windturbinenormen vast te stellen. Overnemen van de windturbinenormen uit het Barim en Rarim ligt niet voor de hand. Er zal bovendien deugdelijk onderzoek moeten worden gedaan en er zal een locatiespecifieke motivering moeten worden opgesteld.

Conclusie

Totdat de plan-MER er ligt blijft veel onzeker. Gemeenten en provincies kunnen weliswaar zelf windturbinenormen opstellen om de periode te overbruggen totdat de plan-MER er is. Ongetwijfeld zalover die normen voor de bestuursrechter stevig worden gediscussieerd. Het is te verwachten dat de exploitanten de normen te streng en omwonenden juist te soepel zullen vinden. De bestuursrechter zal zich de komende tijd dan ook zeker niet vervelen. Je moet als overheid maar durven om zelf windturbinenormen op te stellen. Zeker niet alle overheden zullen zo stoer durven zijn. Met andere woorden overheden, exploitanten en omwonenden van windturbines staat de komende tijd een spannende periode te wachten.

Voetnoten

1)ABRvS 30 juni 2021, ECLI:NL: RVS:2021:1395 2)Paragraaf 3.2.3. Activiteitenbesluit milieubeheer en Activiteitenregeling milieubeheer 3)Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's 4)Hof van Justitie van de Europese Unie 25 juni 2020, ECLI:EU:C:503. 5)ABRvS 3 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1064 6)Het Hof oordeelde in de uitspraak “Aalter en Nevele” echter dat het beginsel van loyale samenwerking lidstaten verplicht onwettige gevolgen van schending van het Unierecht ongedaan te maken en alle noodzakelijke maatregelen te nemen om het verzuim van een milieubeoordeling te herstellen. Dit kan er volgens het Hof in bestaan dat “een reeds verleende vergunning wordt ingetrokken of opgeschort” .Gevolgen voor bestaande windparken zijn dus niet uitgesloten. De mogelijke gevolgen zijn afhankelijk van de uitkomst van de plan-MER. 7)Kamerstukken II 2020/21, 33 612 nr. 76

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter