Op initiatief van Vanuatu, een kleine eilandstaat in de Stille Oceaan, is op 2 december een historische klimaatzaak begonnen om wereldwijde klimaatactie af te dwingen.
De zittingen gaan over de verplichtingen van staten met betrekking tot klimaatverandering en de juridische gevolgen van deze verplichtingen. Door een advies te vragen aan het Internationaal Gerechtshof, wordt er een juridisch kader geschetst om op grote schaal de klimaatverandering aan te pakken.
Er worden twee centrale vragen gesteld:
Wat zijn de verplichtingen van staten onder internationaal recht om te zorgen voor de bescherming van andere staten en huidige en toekomstige generaties tegen klimaatverandering?;
Wat zijn de juridische gevolgen krachtens deze verplichtingen voor Staten wanneer zij onvoldoende maatregelen nemen tegen klimaatverandering of doorgaan met het uitstoten van broeikasgassen? Het gaat hierbij met name om de gevolgen voor kwetsbare landen.
Op Vanuatu wonen ongeveer 320.000 mensen verspreid over 83 eilanden, die vaak niet meer dan een meter boven de zeespiegel liggen. Inwoners zien door klimaatverandering steeds meer van hun land onder water verdwijnen. Vanuatu heeft jaren gelobbyd om steun te krijgen voor het plan om het hof om advies te vragen. Het begon in 2019, toen een groep rechtenstudenten van de University of the South Pacific een campagne begonnen om klimaatverandering aan te pakken. De regering van Vanuatu sloot zich hierbij aan en in september 2021 kondigde het eiland aan dat het van plan was het Internationaal Gerechtshof om een advies te vragen over klimaatverandering. Daarbij legde het uit dat het initiatief nodig was omdat het eiland en andere kleine eilandstaten in ontwikkeling kwetsbaar zijn voor klimaatverandering en omdat er meer actie nodig is om de wereldwijde klimaatcrisis aan te pakken.
Vervolgens lobbyde Vanuatu bij andere landen om steun voor het initiatief en vormde een kerngroep van VN-lidstaten om het initiatief door te zetten in de Algemene Vergadering. Dit leidde tot de ontwikkeling van resolutie A/RES/77/276, waarin een verzoek wordt gedaan om advies van het Internationaal Gerechtshof over de eerder genoemde twee vragen.
Het is de grootste zaak die ooit bij het Internationaal Gerechtshof wordt aangedragen. Een recordaantal van 97 staten en elf internationale organisaties zal deelnemen aan de hoorzittingen. De zittingen bieden landen en organisaties de kans om hun eerder ingediende schriftelijke verklaringen uit te werken en rechtstreeks te getuigen.
De zittingen volgen een week nadat de 29e klimaattop is geweest. Veel ontwikkelingslanden waren teleurgesteld met de overeenkomst omtrent klimaatfinanciering die tijdens de klimaattop is gesloten. In plaats van de 1300 miljard dollar per jaar aan klimaatsteun voor armere landen, kwam het bedrag uit op 300 miljard dollar per jaar.
Vertegenwoordigers van die landen vonden de overeenkomst beledigend. Volgens hen krijgen ze met deze overeenkomst niet de middelen die ze nodig hebben om de klimaatcrisis aan te pakken. Aangezien kleine ontwikkelingslanden al te maken hebben met de ergste gevolgen, is het voor hen juist van belang om een ster juridisch kader te hebben waar internationale wettelijke verplichtingen in worden vastgelegd.
De adviezen van het Hof zijn niet bindend maar verduidelijken juridische vragen. Het verzoekende orgaan of de verzoekende organisatie, in dit geval de Algemene Vergadering, beslist zelf wat ze als gevolg van de adviezen doen. De adviezen hebben wel een zware gezaghebbende waarde door de status die het Internationaal Gerechtshof heeft.
Er is een grote kans dat rechters zullen concluderen dat landen alles moeten doen om schade aan andere landen te voorkomen en dat landen die veel broeikasgassen hebben uitgestoten, en dat nog steeds doen, verplicht zijn bij te dragen aan rechtsherstel en het herstellen van de schade die andere landen lijden. Hierdoor zouden kleinere staten een sterkere onderhandelingspositie kunnen krijgen binnen de internationale gemeenschap. Ook zou het toekomstige internationale en nationale klimaatzaken op grote schaal kunnen beïnvloeden.
De zittingen duren tot 12 december en het Internationaal Gerechtshof zal waarschijnlijk in de loop van 2025 uitspraak doen.