Het veengebied kent grote uitdagingen. Zo daalt de bodem door de eeuwenlange ontwatering, waarbij het veen afbreekt en veel CO2 uitstoot. Ook de biodiversiteit en de waterkwaliteit staan onder druk. Het Veenweiden Innovatiecentrum (VIC) onderzoekt vernieuwende en duurzamere verdienmodellen voor boeren in het project KIEM. Dit krijgt financiering vanuit LIFE-IP Klimaatadaptatie.
Een groene wei vol grazende koeien, omringd door smalle slootjes, met liefst nog een oude windmolen aan de horizon. Het veenweidegebied is zo Hollands als het maar zijn kan. Tegelijkertijd zijn de uitdagingen er groot. Om het land te kunnen bewerken, wordt het veen op veel plekken al eeuwenlang ontwaterd. Daar kleven ook nadelen aan: een lagere grondwaterstand leidt tot bodemdaling en de uitstoot van broeikasgassen. Daarom is er veel discussie over de rol van de landbouw in het gebied. “En naast het telen van voedsel willen we op het veen ook kunnen wonen en recreëren”, zegt Tim Selders van het Veenweide Innovatiecentrum (VIC). “De verschillende belangen kunnen soms schuren, maar waar het schuurt, ontstaan ook kansen.”
Het VIC wil met zijn projecten bijdragen aan een ‘duurzaam & klimaatbestendig’ veenweidegebied. Selders heeft ervaring als innovatiemanager in het bedrijfsleven en kwam bij het VIC terecht omdat hij graag betekenisvoller werk wilde doen. In het KIEM-project ligt de nadruk op het verkennen van vernieuwende verdienmodellen. “Veel onderzoek gaat over losse onderdelen, zoals het verbouwen van een nieuw gewas. Wij kijken in KIEM vooral naar systemische verandering. Want een nieuw gewas kan nog zo goed groeien op het veen, zonder afnemers ben je nergens. En ook kan een innovatie alleen slagen met genoeg steun vanuit de politiek.”
Als voorbeeld noemt hij de teelt van wilgen, iets waar het VIC ook onderzoek naar doet(opent in nieuw venster) (verwijst naar een andere website). De bomen kunnen goed tegen natte voeten, waardoor de grondwaterstand omhoog kan. Dat gaat bodemdaling tegen. Wilgentenen kunnen worden vermarkt als bouwmateriaal. Naast het vinden van voldoende afnemers zit ook de wetgeving in de weg. Het planten van wilgen als gewas mag namelijk niet. “Bomen tasten het open karakter van het landschap aan”, legt Selders uit. “Dus om deze innovatie te doen slagen, is maatschappelijk draagvlak nodig en moet je kijken naar wetgeving.”
Systeeminnovatie is complex en meestal een proces van lange de adem. Remmen en gasgeven, zo vat de directeur het werk van het VIC samen. Want echte innovatie wordt soms geremd omdat beleidsmakers of ondernemers juist te snel willen. Daarbij moet hij denken aan de emissiearme stallen die als een van de oplossingen werden gezien voor de stikstofcrisis. Deze stallen zijn op grote schaal uitgerold, maar in de praktijk bleken ze de verwachtingen nauwelijks waar te maken(opent in nieuw venster) (verwijst naar een andere website).
Tijdens de eerste fase van KIEM zijn Selders en zijn team in gesprek gegaan met zoveel mogelijk experts, van bodemonderzoekers tot juristen. Om de verschillende perspectieven op tafel te krijgen, nodigden ze tal van belangenbehartigers uit. Zo kwamen politici langs van de BoerBurgerBeweging (BBB), maar ook activisten van Extinction Rebellion. En natuurlijk spreken ze met de grootste grondbezitters in het veengebied: de boeren. Twintig ondernemers uit het hele land, het merendeel melkveehouders, zijn een belangrijke sparringpartner voor het VIC.
De boeren zijn allemaal ondernemers die zorgen hebben over de toekomst van hun bedrijf. Toch is Selders realistisch richting de boeren en hoeven ze niet mee te doen om hun eigen bedrijf beter te maken. “Verwacht niet dat er binnen een jaar concrete oplossingen op de plank liggen. De transitie in het veenweidegebied en het vinden van duurzame verdienmodellen is een proces dat zeker twintig jaar duurt. Ze doen dit dus niet voor zichzelf, maar voor de sector.”
De oogst van alle gesprekken is vertaald naar de KIEM concept room(opent in nieuw venster) (verwijst naar een andere website). Dit is een verplaatsbare keet die nu staat op het terrein van het VIC. Wie daar binnenstapt, krijgt aan de hand van beeldende posters zo’n vijftig opgedane inzichten te zien. Het gaat om ‘werk in uitvoering’, dus Selders vraagt bezoekers om geen foto’s te maken. “Het zijn geen wetenschappelijke posters en sommige dingen zijn wat boud geformuleerd. Zie het meer als een fysiek kladblok. Er staan dingen in over de toekomst van het veenweidegebied en de rol van de boer. Natuurlijk ligt dat voor veel mensen gevoelig.”
In de volgende fase van het project gaan de betrokkenen allerlei verdienmodellen verder uitwerken. Voor Selders was het een grote eyeopener dat op dit moment 96 procent van alle boeren levert aan grote bedrijven zoals FrieslandCampina. Dat betekent dat nog weinig wordt verdiend met de lokale verkoop van zuivel en andere streekproducten. “Voor ons is dit een heel interessant haakje, want een kortere keten betekent een grotere marge voor de boer. Er zijn mooie voorbeelden van boeren die hierin kansen zien, zoals de Graanrepubliek in Groningen. Ondernemers hebben samen een restaurant en winkel geopend waar ze hun eigen producten aanbieden.”
Selders ziet ook kansen om de boeren een actieve rol te geven bij het herstel van de biodiversiteit. “Het gaat nu niet goed met de natuur, maar zou je boeren niet kunnen betalen om natuur te produceren? Zo kun je bovendien meer CO2 vasthouden”, zegt hij. Naast het betrekken van boeren bij natuurherstel, gelooft hij dat ze ook een belangrijke rol kunnen spelen in klimaatadaptatie. Door boeren te belonen voor het bufferen van water op hun land, kun je bijvoorbeeld langs stadsranden bodemdaling en overstromingsrisico’s verminderen. “Hoe precies weten we nog niet, maar het is interessant om te verkennen. Ik zou het heel mooi vinden als we de boeren kunnen betrekken bij de transitie op een manier die ze trots maakt.”