Regeling voor piekbelasters veehouderij Lvb-plus zorgt voor grootste stikstofvermindering
Om de stikstofneerslag op Natura 2000-gebieden te verminderen, heeft het ministerie van LVVN twee beëindigingsregelingen opengesteld. Veehouders die vrijwillig stoppen met hun bedrijf, krijgen daarvoor een vergoeding van de overheid. De Lbv-plus, de regeling die zich richt op de grootste uitstoters (piekbelasters) in de omgeving van natuurgebieden, is van de twee regelingen veruit het meest effectief bij het terugdringen van stikstofneerslag.
Landbouw levert de grootse bijdrage aan de neerslag van stikstof op Natura 2000-gebieden. Het kabinet wil daarom het aantal landbouwbedrijven in de omgeving van natuurgebieden verminderen en heeft voor twee beëindigingsregelingen in totaal bijna 3 miljard uitgetrokken: € 1.102 miljoen voor de Lbv (gericht op alle veehouders die teveel stikstof uitstoten op natuurgebieden) en € 1.820 miljoen voor de Lbv-plus (gericht op de piekbelasters). Per uitgegeven euro aan belastinggeld levert de Lbv-plus ruim 5 keer meer vermindering van stikstofuitstoot op. Ook melden naar verhouding drie keer zoveel veehouders zich aan voor de plus-variant. Uiteraard is de uiteindelijke werkelijke stikstofvermindering afhankelijk van hoeveel veehouders de regeling helemaal doorlopen en afstand doen van hun veehouderij.
Lbv-plus levert per euro 5,4 keer meer stikstof reductie op
In dit figuur wordt de doeltreffendheid van twee subsidieregelingen voor veehouderijen met elkaar vergeleken. Links is een veehouderij te zien die subsidie via de Landelijke beëindigingsregeling veehouderij (Lbv) ontvangt en daarmee stikstof op Natura 2000 gebieden reduceert. Rechts is een veehouderij te zien die subsidie via Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) ontvangt. Per euro wordt met deze Lbv-plus regeling 5,4 keer zoveel stikstof op Natura 2000 gebieden gereduceerd dan via de Lbv regeling op de linker veehouderij. Het verschil komt doordat de Lbv-plus zich op veehouderijlocaties richt met een hogere stikstofneerslag op stikstofgevoelige natuur.
Meer aanmeldingen voor Lbv-plus door hogere vergoeding
Het aantal aanmeldingen voor de Lbv-plus is relatief veel hoger (33% van de doelgroep) dan voor de Lbv (8% van de doelgroep). Een belangrijke reden hiervoor is de hogere vergoeding. Veehouders die gebruikmaken van de Lbv krijgen 100% van hun verloren productiecapaciteit vergoed, terwijl dat in de Lbv-plus 120% is, met daarbij ook nog een vergoeding van de sloopkosten.
De Lbv-plus regeling trekt de meest veehouders aan
In dit figuur worden de doelgroep en aantal aanvragers van twee subsidieregelingen voor veehouders met elkaar vergeleken. In dit figuur is te zien dat de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) op een kleinere groep veehouders is gericht, maar meer werd aangevraagd. De cirkel links laat zien dat de Landelijke beëindigingsregeling veehouderij (Lbv) is gemaakt voor 8.000 veehouders en 666 keer is aangevraagd. De cirkel rechts laat zien dat de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus) is gemaakt voor 2.800 veehouders en 921 keer is aangevraagd.
Lbv-plus ondanks hogere vergoeding per veehouder toch efficiënter
Door de ruimere vergoeding van de Lbv-plus zijn de kosten voor de overheid per gestopte veehouder gemiddeld hoger. Maar de verminderde stikstofneerslag op Natura 2000-gebieden is per uitgegeven euro ook ruim vijf keer groter. De belangrijkste succesfactorfactor bij deze regelingen is de afstand tot Natura-2000 gebieden. Hoe dichter de veehouderij is bij een Natura-2000 gebied, des te doeltreffender en doelmatiger de regeling, zelfs al betaalt de minister 20% meer voor de beëindiging. Veehouders die stoppen via de Lbv kosten de overheid minder geld, maar dragen ook minder bij aan vermindering van de neerslag van stikstof in Natura-2000 gebieden. De Lbv-groep is minder vaak gevestigd in de buurt van de grotere natuurgebieden, zoals de Veluwe.
Hogere vergoeding voor Lbv-plus vooral politieke wens
Bij het vaststellen van de hogere vergoeding voor de Lbv-plus lijkt met name de wens van de minister voor een ‘woest aantrekkelijke’ regeling leidend te zijn geweest. Het ministerie van LVVN heeft niet onderzocht of een lagere vergoeding hetzelfde effect zou hebben gehad. Daardoor valt niet te zeggen of de regeling nog efficiënter had kunnen zijn.
Risico op ongewenste bijwerking
In ons eerdere onderzoek naar de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen in 2024 zagen we dat na beëindiging van de varkenshouderij 40% van de grond een agrarische herbestemming kreeg, vaak akkerbouw en groente-of fruitteelt. Dit brengt ook risico’s voor de natuur met zich mee, bijvoorbeeld door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Ook bij de Lbv en de Lbv-plus bestaat het risico dat de stikstofuitstoot wel wordt teruggedrongen, maar dat omliggende natuurgebieden om andere redenen toch onder druk blijven staan.