Wetenschappers en beleidsmakers bezien klimaat en biodiversiteit nu nog vaak onafhankelijk van elkaar. Maar vanuit een systeemaanpak, waarbij we oorzaken van biodiversiteitsverlies en klimaatverandering in samenhang benaderen, kunnen we ons beter richten op de juiste keuzes, die transformaties in gang zetten. Die transformaties zijn nodig om een duurzame toekomst voor mens en natuur te bereiken.
In de zeer lezenswaardige uitgave Verbind klimaat en biodiversiteit – Voor de samenleving, economie en natuur van Universiteit Leiden, TU Delft en Erasmus University Rotterdam vertellen negen Nederlandse wetenschappers over het belang van een integrale groen-blauwe aanpak. Kort samengevat: alles wat je doet voor het klimaat doe je ook voor biodiversiteit. De onderzoekers laten zien hoe een duurzame toekomst haalbaar is. Maar zoals we inmiddels weten: de VN-panels IPCC (klimaat) en IPBES (biodiversiteit) stellen dat daarvoor grote veranderingen nodig zijn van ons voedsel-, energie-, industrie-, transport- en stedelijke systeem.
De publicatie kan ook worden gelezen als een wetenschappelijke onderbouwing van het uitgangspunt van KAN: klimaatadaptatie en natuurinclusivieit samen oppakken.
De belangrijkste inzichten en aanbevelingen uit de negen interviews:
• Mondiale veranderingen in temperatuur, neerslag, wind en ook de zuurgraad van de oceanen hebben gevolgen voor groeiseizoenen van planten, trekpatronen van dieren en uitsterving van soorten.
• Bij twee graden opwarming sterft zo’n zes procent van de soorten uit. Een opwarmend klimaat in combinatie met verdwijnen van biodiversiteit zorgt voor een leefomgeving die ook steeds minder geschikt is voor het voortbestaan van de mens.
• Zonder wolken zou het op aarde 6 à 7 graden warmer zijn.
• We moeten de effecten van klimaatmitigatie, -adaptatie en -engineering op de biodiversiteit al vanaf de tekentafel meenemen in de plannen. Dat voorkomt schade en het biedt integrale kansen.
• Met klimaatmaatregelen kun je biodiversiteit versterken. Zo kun je met windparken op zee onderwaternatuur herstellen en ontwikkelen.
• De natuur heeft een groot vermogen om klimaatverandering op te vangen. Zo nemen bomen en planten op het land ongeveer 30 procent van onze CO2-uitstoot weer op. De invloed van algen in zee is nog groter.
• Met geïntegreerd landschapsherstel komen klimaat- en biodiversiteitsmaatregelen vanzelf samen. Je brengt mensen samen om een hoopvolle, toekomstbestendige visie te realiseren die ook klimaatverandering afremt en biodiversiteit herstelt en behoudt. Zo krijgen gemeenschap én landschap veerkracht.
• Een eerlijkere verdeling van welvaart en gelijke rechten voor iedereen op aarde zijn broodnodig in de strijd voor een leefbare planeet.
• De zwakste schouders dragen nu de zwaarste lasten van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. De rijkste één procent van de mensen op aarde stoot twee keer zoveel broeikasgassen uit als de armste helft van de wereldbevolking.
• Inheemse volken (5% van de wereldbevolking) beschermen 80% van de biodiversiteit op nog geen 30% van het mondiale oppervlak. Tegelijkertijd moeten ze nog steeds vaak vechten voor hun recht op land en
zelfbeschikking.
• Bedrijven moeten klimaat en biodiversiteit niet meer zien als externaliteit, maar meenemen in het vaststellen van de bedrijfskoers. Economen en bedrijven moeten klimaat en ecologie dus als doelen op zich gaan zien.
• De financiële sector kan bijdragen aan het oplossen van het milieuvraagstuk als planetaire grenzen een uitgangspunt worden, naast de financiële winst die nu vaak het enige uitgangspunt is.
• In bestaande naoorlogse wijken valt in steden veel te winnen voor klimaat en biodiversiteit, als we eerst ruimte gebruiken om deze buurten compacter te maken, met meer woningen zodat er meer mensen wonen.
• Een klimaatbestendige en biodiverse wijk is gebaat bij een lagere parkeernorm. Groennormen kunnen daarnaast helpen in de stevige concurrentie om schaarse ruimte.
• De 3-30-300-regel is een groennorm die stelt dat iedereen vanuit huis drie bomen moet kunnen zien, dat 30 procent van de buurt bedekt moet zijn door boomkronen voor schaduw en dat elk huis op maximaal 300 meter afstand een groene verblijfsplek moet hebben.
• De uitstoot van alleen de wereldwijde voedselproductie kan de temperatuur met 1,5 tot 2 graden laten stijgen. Daardoor neemt de kans op misoogsten door extreme weersomstandigheden sterk toe.
• Wereldwijd gebruiken we zo’n 70 à 80 procent van de landbouwgrond voor de productie van dieren en veevoer. Dat levert maar 18 procent van onze calorieën op. Door om te buigen naar regeneratieve landbouw, een plantaardig dieet en minder verspilling, kunnen we klimaat- en milieuschade beperken en de voedselzekerheid verhogen.
• Due diligence – gepaste zorgvuldigheid – is een essentieel onderdeel van internationaal maatschappelijk ondernemen en wordt langzaamaan de norm. Bedrijven moeten voorkomen dat hun activiteiten direct of indirect negatieve gevolgen hebben voor mens en milieu, en zorgen voor herstel waar dat toch gebeurt.
• Om de grote middenmoot van bedrijven en de achterblijvers tot due diligence aan te zetten en een gelijk speelveld te creëren, is wetgeving nodig zoals de Europese CSDDD, de anti-wegkijkwet.