Het probleem van de zure regen die we kennen uit de jaren zeventig en tachtig, is deels opgelost. Dat is een gevolg van Europees beleid om de uitstoot van verzurende luchtverontreiniging te verminderen. Het gaat hierbij om drie stoffen: zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak. Bij zwaveldioxide is de vermindering goed gelukt, bij stikstofoxiden minder goed en bij ammoniak volstrekt onvoldoende voor de bescherming van de natuur. Deze laatste twee zijn verantwoordelijk voor de ‘stikstofcrisis’ waar we ons nu in bevinden. Je zou daarom kunnen zeggen dat de huidige problemen met stikstof overblijfselen zijn van wat vroeger zure regen genoemd werd.
‘Nederbördens försurning’ (NL: ‘Verzuring van de neerslag’): de titel van een artikel van Svante Odén dat verscheen in een groot Zweeds dagblad op 24 oktober 1967. Het was een wanhoopsdaad van de bioloog. Niemand in de wetenschappelijke wereld wilde hem namelijk geloven toen hij over zure neerslag sprak. Odén had al in 1961 vastgesteld dat sinds 1950 de meren in het zuiden van Zweden stelselmatig zuurder waren geworden. Hij vergeleek dit met de uitkomsten van metingen in neerslag in een Europees meetnet en stelde vast dat ook de neerslag zuurder was geworden. In de tweede helft van de jaren zestig bevestigde een uitgebreider onderzoek zijn bevindingen en dat niet alleen. Het bleek dat in grote delen van het zuidwesten van Noorwegen, het westen van Zweden en in sommige delen van het midden en zuiden van Zweden verzuurde meren voorkwamen.
In 1976 kwam Odén met meer veronderstellingen. In de eerste plaats schreef hij de verzuring van de meren toe aan uitstoot van verzurende luchtverontreiniging in geïndustrialiseerde gebieden in Noordwest-Europa. Daarin had hij gelijk, zo bleek uit een later groot Europees onderzoek [3]. Vooral zwaveldioxide was in die tijd dé oorzaak van de zure regen. In de tweede plaats beweerde hij dat ammoniak opgelost in regenwater weliswaar in de atmosfeer de verzuring tegenging, maar als het eenmaal op de bodem was beland ook kon bijdragen aan de verzuring van de bodem. Ook daarin had hij gelijk.
Uit onderzoek blijkt dat luchtverontreinigende stoffen in de atmosfeer over afstanden van 1000 kilometer of zelfs meer kunnen worden vervoerd. Wat zich in de atmosfeer met verzurende stoffen afspeelt, is erg ingewikkeld. In het kort komt het erop neer dat zwaveldioxide uiteindelijk zwavelzuur wordt en stikstofoxiden eindigen als salpeterzuur. Deze zure stoffen kunnen in de atmosfeer reageren met ammoniak.
Wat het probleem nog erger maakt, is dat het niet alleen gaat om verzurende stoffen in de neerslag, de zogeheten natte depositie. Ook kunnen stoffen direct vanuit de atmosfeer op bodem, water en vegetatie worden afgezet, de droge depositie. Je zou dus kunnen zeggen dat de term zure regen onjuist is en dat je beter kan spreken van zure depositie.
Figuur 1: Ontwikkeling van de zure depositie in Nederland, 1950-2020. De toename van de depositie in de jaren tot 1980 is een gevolg van: a) toename van het energieverbruik; b) opkomst van de intensieve veehouderij en c) toename van de mobiliteit. De categorie ‘Overig zuur’ is in navolging van het RIVM in de tijd constant verondersteld. Brongegevens: 1950-1980, Eerens & Van Dam (2001); 1980-2020, Compendium voor de Leefomgeving.
De zure depositie veroorzaakte schade aan de natuur, niet alleen in de meren in Scandinavië, maar ook veel dichter bij huis, zoals in Duitsland en Nederland. De stikstof in de neerslag had bovendien een bemestend effect. Het besef bij overheden drong door dat er moest worden ingegrepen. Dit leidde tot de Convention on Long-range Transboundary Air Pollution. Het doel hiervan was om de emissies van verzurende stoffen omlaag te brengen. Het eerste resultaat was het zwavelprotocol in 1985, bedoeld om de uitstoot van zwaveldioxide terug te dringen. Dat bleek relatief simpel, omdat zwaveldioxide vooral vrijkomt bij stationaire bronnen, zoals olieraffinaderijen en elektriciteitscentrales. In 1991 volgden afspraken over de vermindering van de uitstoot van stikstofoxiden. Dit bleek lastiger, omdat het, naast uitstoot uit bijvoorbeeld elektriciteitscentrales, om verkeer ging. Het lastigst bleek de reductie van de uitstoot van ammoniak. Dit komt vooral vrij uit de mest van dieren, vooral koeien, varkens en pluimvee. Het hier gaat om veel relatief kleine bronnen.
Figuur 2: Herkomst van de verzurende depositie. De Nederlandse landbouw is verantwoordelijk voor 46% van de verzurende depositie in Nederland in 2021. Bron: Compendium voor de Leefomgeving.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd door het toenmalige ministerie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordeningen en Milieubeheer een grote bewustwordingscampagne gevoerd onder de titel ‘Gisteren, vandaag, morgen’, die te zien is in Figuur 3. Het probleem met ammoniak is in Nederland groot vanwege de zeer grote hoeveelheid vee in Nederland. Dit betekent dat er veel ammoniak op Nederlands grondgebied de lucht ingaat. Bovendien slaat ammoniak voor een fors deel op korte afstand van waar het in de lucht kwam, weer op bodem en vegetatie neer. Daardoor is ammoniak in Nederland de belangrijkste verzurende stof.
Figuur 3: Een voorbeeld van de affiches uit de overheidscampagne ‘Gisteren, vandaag, morgen’: een beeld dat door de zure regen langzaam oplost, jaren tachtig.
In het kort kan worden gesteld dat het probleem van de zure regen deels is opgelost. Vooral de maatregelen om de uitstoot van zwaveldioxide te verminderen, zijn in Europees verband succesvol geweest. Met de stikstofoxiden zijn de maatregelen minder effectief gebleken. Het effect van schonere auto’s en katalysatoren is deels tenietgedaan door een flinke toename van het aantal auto’s. Bij ammoniak zijn, ook in Nederland, forse emissiereducties gerealiseerd, maar onvoldoende.