Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 26 april 2022 tussenuitspraak gedaan in het beroep van Energie Nederland en acht aangesloten warmteleveranciers tegen het Tarievenbesluit warmteleveranciers 2020.
Het CBb heeft het beroep gegrond verklaard over de vaststelling van de kosten voor vreemd vermogen. De ACM heeft zes maanden om de kosten voor 2020 opnieuw vast te stellen op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten en om te onderzoeken wat dat betekent voor de tarieven in dat jaar.
Voor het overige heeft het CBb het beroep afgewezen. De klachten tegen de vastgestelde kosten voor het eigen vermogen zijn ongegrond verklaard. Daarnaast mocht de ACM in haar besluit één categorie en daarmee één opslag hanteren voor afleversets met een vermogen van CW-5 en CW-6. Tot slot oordeelt het CBb dat de ACM afdoende heeft toegelicht hoe haar onderzoek naar cv-ketels met een vermogen van 1000 kW tot stand is gekomen.
De uitspraak betekent dat de ACM haar eerdere tarievenbesluit 2020 binnen zes maanden moet herstellen. De ACM gaat ook onderzoeken wat voor effect dit heeft op de huurtarieven voor afleversets in de jaren 2020, 2021 en 2022. De leveringstarieven, aan- en afsluittarieven en meettarieven blijven gelijk.
Het is nog onduidelijk of dit consequenties heeft voor de kosten voor consumenten.
Afgezien van de vastgestelde kosten voor vreemd vermogen is de uitspraak van het CBb definitief.