Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Kamerbrief besluit infrastructuur collectieve warmtevoorziening in publieke handen

Minister Jetten (Klimaat en Energie) informeert de Tweede Kamer over het definitieve besluit voor de marktordening van collectieve warmte. De minister zal in het wetsvoorstel Wet collectieve warmtevoorziening bepalen dat gemeenten alleen warmtebedrijven voor een nieuw warmtekavel kunnen aanwijzen waarbij de infrastructuur in handen is van publieke partijen of waarbij publieke partijen door een meerderheidsaandeel in het warmtebedrijf doorslaggevende zeggenschap hebben over de infrastructuur.

24 oktober 2022

Kamerstuk: kamerbrief

Kamerstuk: kamerbrief

Geachte Voorzitter,

In 2050 zal de gebouwde omgeving volledig emissievrij moeten zijn. Meer dan 90% van de woningen wordt nu met aardgas of andere fossiele energie verwarmd. We moeten dus veel minder energie gaan verbruiken en aardgas gaan vervangen door duurzame alternatieven. In veel wijken kan een collectieve warmtevoorziening een doelmatig alternatief voor aardgas zijn, blijkt uit de eerste Transitievisies Warmte van gemeenten. Collectieve warmtevoorzieningen zijn daarmee een essentieel onderdeel van de aanpak in de gebouwde omgeving. In het onlangs door de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan de Kamer gezonden programma Versnelling verduurzaming Gebouwde Omgeving is de doelstelling geformuleerd om in 2030 500.000 nieuwe warmtenetaansluitingen in de bestaande bouw gerealiseerd te hebben. Dit aantal zal groeien naar circa 2,6 miljoen nieuwe aansluitingen in 2050. De ontwikkeling van collectieve warmtevoorzieningen met duurzame bronnen is echter niet eenvoudig en vergt tijd. Met de Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw) beoog ik gemeenten voldoende sturingsmogelijkheden en bevoegdheden te geven ten aanzien van realisatie van collectieve warmtevoorzieningen. Bovendien wil ik met dit wetsvoorstel zeker stellen dat een collectieve warmtevoorziening voor iedereen in de wijk een betaalbaar, betrouwbaar en duurzaam alternatief is voor aardgas. Bewoners, gebouweigenaren, gemeenten en bedrijven hebben behoefte aan duidelijkheid.

Met deze brief informeer ik u over mijn definitieve besluit ten aanzien van de marktordening van collectieve warmte, de onderliggende overwegingen en onderzoeken, en wat dit betekent voor het wetsvoorstel (paragraaf 1). Daarnaast benoem ik de gevolgen voor de planning van het wetgevingstraject tot aan de datum van inwerkingtreding (paragraaf 2). Het blijft mijn voornemen om de Wcw per 1 juli 2024 in werking te laten treden en op 1 januari 2025 de nieuwe tariefregulering te introduceren. Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om een onderzoek naar de duurzaamheidnormen in de Wcw aan te bieden (paragraaf 3).

Met mijn brief van 15 juli 2022 heb ik u geïnformeerd over de voortgang van de Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw). In die brief heb ik aangegeven dat ik nieuwe keuzes in het kader van de Wcw wenselijk acht om de verduurzaming van de gebouwde omgeving te ondersteunen. Draagvlak en vertrouwen in de warmtetransitie zijn van groot belang. Publieke regie is daarvoor noodzakelijk. Ik hecht ook aan een wetsvoorstel dat wordt gedragen door de gemeenten, die in de wet worden aangewezen als primair sturende partij om de lokale warmtetransitie te realiseren. Tegelijkertijd moeten publieke en private partijen met elkaar samenwerken om de warmtetransitie te laten slagen. Op basis van deze overwegingen heb ik in overleg met betrokken partijen gekeken of en hoe via publieke deelname de sturing op de publieke belangen en doelen beter verzekerd kan worden, in aanvulling op de al voorziene regulering in de Wcw. In mijn brief van 15 juli 2022 heb ik gemeld dat ik in dat kader onderzoeken naar de publieke realisatiekracht heb laten uitvoeren en daarnaast een aantal zogenaamde botsproeven heb georganiseerd waarin is bezien wat de effecten van het wetsvoorstel op bestaande initiatieven zijn. De resultaten van deze onderzoeken bied ik u bij deze aan.

De discussie over de vormgeving van de Wcw spitst zich toe op het onderdeel marktordening, in het bijzonder op de rol en positie van publieke partijen bij de realisatie en exploitatie van collectieve warmtesystemen. In mijn bovengenoemde brief heb ik de standpunten van gemeenten, provincies, warmtebedrijven en netwerkbedrijven ten aanzien van deze discussie uiteengezet. Uit diverse gesprekken met deze betrokkenen deze zomer is mij gebleken dat de resultaten van de onderzoeken naar de publieke realisatiekracht en de uitgevoerde botsproeven niet tot fundamentele wijziging van deze standpunten heeft geleid. De gemeenten hebben in aanvulling hun steun uitgesproken voor het in de Wcw verplichten van publiek eigenaarschap van de infrastructuur, mede omdat dit bijdraagt aan het draagvlak bij de burger voor de overstap naar collectieve warmte. De provincies onderschrijven deze voorkeur. De publieke netwerkbedrijven sluiten zich aan, waarbij het zij essentieel achten dat belangrijke randvoorwaarden, zoals voldoende financiering en passende wet- en regelgeving, worden geadresseerd. De warmtebedrijven vinden dat de stap naar publiek eigenaarschap van de infrastructuur verder gaan dan nodig voor de publieke doelen en achten het aannemelijk dat private investeringen zullen terugvallen. Om de patstelling als gevolg van de verschillende standpunten te doorbreken en het wetstraject voort te kunnen zetten is een politieke keuze noodzakelijk.

Lees verder

Lees hier de gehele kamerbrief besluit infrastructuur collectieve warmtevoorziening in publieke handen

Bijlagen

Investeringsopgave warmte infrastructuur

Onderzoek aanscherping CO2-normen in de Wet Collectieve Warmte

Investeringsopgave warmte infrastructuur: aanvullende analyse

Effecten van publiek eigendomsverplichting op de realisatiekracht voor collectieve warmtesystemen

Analyse Botsproeven Wcw

Beslisnota bij Kamerbrief besluit infrastructuur collectieve warmtevoorziening in publieke handen

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter