Menu

Filter op
content
Klimaatweb

0

50 jaar energietransitie: wat hebben we geleerd?

In het boek Met de wind mee laat Frans van der Loo een aantal mensen aan het woord die de energietransitie tot nu toe hebben meegemaakt. Wat zijn hun ervaringen en hoe kijken zij naar de toekomst? In vogelvlucht en door de gesprekken met deze experts, schetst hij een scherp beeld van de energietransitie in Nederland. Wij stelden hem een paar vragen over zijn boek, de verhalen die hij heeft gehoord en hoe hij denkt dat de energietransitie nu versneld en opgeschaald kan worden.

21 november 2022

Interviews

Interviews

Waarom heb je dit boek geschreven en waarom is het een aanvulling op wat er al bestaat?

‘De energietransitie begon 50 jaar geleden, zou je kunnen zeggen. Het Rapport van de Club van Rome kwam uit en had hier een geweldige impact. Een jaar later werden we getroffen door een olieboycot en beleefden we de autoloze zondag, Daarom is het een mooi moment om de stand van zaken op te nemen: hoever zijn we en wat staat ons nog te doen? Ten tweede, er verschijnen allerlei rapporten en boeken met de boodschap: “het gaat te langzaam, het moet sneller, overheid doe wat!”. Dat vind ik te makkelijk, we moeten ons dan afvragen waarom het niet sneller gaat. Welke factoren veroorzaken dat, en kunnen we die beïnvloeden? Daarover ben ik allerlei mensen gaan interviewen. Ik probeer de transitie dus van binnenuit te beschrijven, vanuit de duurzame energie ontwikkeling.’

Wat hoop je dat het teweeg gaat brengen?

‘Ik hoop dat mijn boek bijdraagt aan de discussie over die vraag. Wat kunnen we leren van de afgelopen 50 jaar energietransitie? En hoe kan het in het vervolg sneller gaan, mede op basis van die lessen? Want in 2050 moet de energietransitie klaar zijn volgens het Klimaatakkoord en Regeerakkoord. Dus hebben we nog maar zo’n 25 jaar, en we zijn al 50 jaar bezig.’

Welke gebeurtenis in de energietransitie van de afgelopen 50 jaar heeft volgens jou het meeste effect gehad?

‘Dan zou ik een reeks gebeurtenissen willen noemen. Het begon met de olieboycot in 1973, dus met politieke afhankelijkheid. Toen werd “zure regen” de aanjager, met de beelden van afstervende bossen. Daarna kwam klimaatverandering als belangrijk probleem op de agenda, en is dat nog steeds. En nu zijn we met de Poetin-oorlog weer terug bij politieke afhankelijkheid als drijfveer.’

Wat leren we van die 50 jaar, hoe kunnen we de plannen die er nu liggen versnellen en op grote schaal doorvoeren?

‘In 1972 was er nog geen windmolen te koop en waren zonnecellen iets uit de ruimtevaart. Nu is er efficiënte en betaalbare technologie en bestaat er een hele industrie. De volgende stap is nu van technologie naar een totaal duurzaam energiesysteem. De technologie is er, nu moeten we aan de slag. Het tempo moet omhoog, dat vraagt industrialisatie van de productie. Veel vakmensen zijn nodig, dat is nu al een knelpunt, los dat op. Zorg voor een sterke Europese maakindustrie: voor windenergie is die er wel, maar haal die voor zonne-energie weer terug van China naar Europa.

Energietransitie is meer dan technologie. Voor zon en wind is een economische markt ontstaan, met een Europees ETS systeem, een SDE+-subsidie, teruglevertarieven en salderen. Zon en wind zijn onderdeel van ruimtelijke ordening geworden. Er zijn nieuwe organisaties ontstaan, RCN werd ECN, aan universiteiten ontstonden kenniscentra, sterke brancheorganisaties als NWEA en NVDE kwamen tot stand. Dat moeten we in de komende fase goed voor ogen houden: energietransitie vraagt een brede aanpak, op al die fronten – economisch, ruimtelijk, organisatorisch ­­– zullen we actief moeten zijn.

Ten derde: energietransitie kan niet zonder maatschappelijk draagvlak. Dat hebben we geleerd, je zou zelfs kunnen zeggen, door schade en schande zijn we wijs geworden. Iedere verandering ontmoet weerstand. Men is gewend aan de vertrouwde, betrouwbare en betaalbare energievoorziening, en nu moet het opeens anders: een hoop gedoe. Bovendien zijn wind- en zonneparken nieuwe elementen in het landschap, voor velen een aantasting ervan. De energietransitie komt nu in de implementatiefase, iedereen krijgt ermee te maken, denk maar aan de warmtetransitie. De energietransitie gaat de haarvaten van de samenleving in, we zullen dus intensief en voortdurend aan acceptatie moeten werken. Via regelgeving, inspraak, participatie, ontzorgen, voorkoming van energiearmoede en dergelijke.

Bij weerstand gaat het ook om macht. Energietransitie betekent een machtsverschuiving. Duurzaam moest eerst macht opbouwen en laten zien dat het werkt. Fossiel had de macht en werkte tegen. Enerzijds moet duurzaam zijn machtspositie zeker verder versterken, misschien moet de NVDE wel een SER-partij worden. Maar anderzijds is nu ook een duidelijk transitiebeleid voor de (fossiele) industrie nodig. Bedrijven die willen omschakelen moeten we faciliteren, werknemers moeten we ondersteunen bij omscholing en bij het vinden van een nieuwe beroepstrots in duurzaamheid. Maar voor (fossiele) bedrijven die niet een-twee-drie willen komt een uitfaseringsbeleid aan de orde, eventueel met financiële compensatie om weerstand weg te nemen. Sluiting van kolencentrales voor 2030, geen benzineauto’s meer na 2030. En als het nodig is, juridisch afdwingen. Kortom, transitiebeleid met wortel en stok.’

Zie je nog meer uitdagingen voor 2050?

‘In de gesprekken die ik gevoerd heb kom ik nog een paar belangrijke thema’s voor de komende fase tegen:

Van laagste kosten naar hoogste maatschappelijke waarde zal moeten gelden voor de duurzame energie sector. Denk aan circulariteit, een duurzaam grondstoffenbeleid, goede arbeidsomstandigheden, ook bij de grondstoffenwinning. Met de schaalvergroting wordt maatschappelijke inbedding van de technologie steeds belangrijker. Alleen met goede acceptatie is tempo maken mogelijk.

Governance van de energietransitie verdient ook aandacht. Hoe kan de energietransitie sneller? Daar speelt een dilemma en een vicieuze cirkel. Tempo vraagt doorzettingsmacht, maar draagvlak vereist juist zorgvuldige procedures: een dilemma. De overheid moet vaart maken, vragen de voorstanders, maar politici letten op hun achterban en dat zijn ook de tegenstanders: een vicieuze cirkel. Kortom, wat is een verstandige maar ook voortvarende aanpak?

Centraal en/of decentraal: Hoe willen we dat onze duurzame energievoorziening in 2050 eruit ziet? Enerzijds zijn er al meer dan 600 lokale energiecoöperaties, anderzijds kan duurzaam even centraal en grootschalig zijn als conventionele centrales, denk maar aan wind op zee. Duurzame energie is overal, ‘solar democracy’ wordt in principe mogelijk. Maar een grootschalige aanpak zal ook nodig zijn. Wat zal de mix worden? Daarover moeten we nadenken.’

Hoe denk jij dat de energietransitie nog toegankelijker en inclusiever kan worden gemaakt?

‘Dat is een goed punt. Zoals gezegd, de energietransitie gaat nu de haarvaten van de samenleving in, iedereen krijgt ermee te maken. Op conferenties en bijeenkomsten zie je toch vooral betrokken, hoogopgeleide, witte mensen. We moeten juist andere mensen bij de transitie betrekken. Hoe bereiken we mensen met een migratieachtergrond, hoe bereiken we de PVV-stemmer? Een organisatie als Urgenda is daarvoor belangrijk. Maar ook een NVDE zou daar best een rol bij kunnen spelen en de dialoog kunnen zoeken met allerlei groepen.’

Welke tip wil je jonge mensen meegeven die met de energietransitie aan de slag willen?

‘Ik denk eerder dat de jonge generatie ons goede tips kan geven. De Jonge Klimaatbeweging heeft bijvoorbeeld net een zeer inspirerende ‘Jonge Klimaatagenda 3.0’ opgesteld. Maar algemeen zou ik tegen ze willen zeggen: ga werken in de duurzame energiesector. Er zijn daar hard meer vakmensen nodig, bij het installeren van zonnepanelen, het bouwen van windparken, bij de warmtetransitie van woningen. Je draagt iets belangrijks bij aan de maatschappij en werkt er samen met veel gedreven mensen.’

Hoe denk je dat het Nederlandse energiebeleid er over 50 jaar uitziet?

‘Energiebeleid? Dat is er dan niet meer. Onze energievoorziening is dan 100% duurzaam en schoon. Energiegebruik is geen probleem meer en er is dus ook geen beleid meer voor nodig. Dan zijn we ongeveer terug bij de situatie voor 1972, toen was er ook nog nauwelijks sprake van energiebeleid.’

Over

Frans A. van der Loo werd in 1986 lid van een windcoöperatie en is sindsdien betrokken bij de ontwikkeling van windenergie. Hij werkte bij de overheid aan de realisatie van windenergie en van de energietransitie. Ook deed hij projecten rond zonne-energie in Afrika. Momenteel is hij redacteur van het vakblad voor duurzame energie Wind&Zon

Benieuwd?

Met de wind mee is nu in onze bookshop te koop.

Zie ook

Voorpublicatie: Met de wind mee: 50 jaar energietransitie

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter