Op 31 maart heeft TNO een rapport gepubliceerd over de beleving van omwonenden van vier windparken. Dit is een waardevol onderzoek omdat er nog (zeer) weinig specifiek onderzoek is gedaan. Er zijn veel onderzoeken beschikbaar die kijken naar de opinie van Nederlanders over wind, zon en de energietransitie in brede zin. Een ruime meerderheid staat positief tegenover windenergie. Uiteraard verandert dit (enigszins) zodra ontwikkelingen dichtbij komen. Als (spoor)wegen, stallen of hoogspanningskabels in de directe omgeving komen dan neemt de weerstand doorgaans toe. Windmolens vormen hierop geen uitzondering.
Voor de beleving van omwonenden én de al dan niet terechte angsten voor toekomstige windprojecten is zeer veel aandacht in media en bij beleidsmakers. Maar gericht onderzoek is er vreemd genoeg nog nauwelijks gedaan. Uitzondering zijn de twee projecten in de Groningse en Drentse Veenkoloniën waar al wel enkele onderzoeken naar zijn gedaan. Deze projecten zijn echter al meer dan tien jaar geleden gestart en ook vanwege allerlei andere factoren absoluut niet representatief voor windprojecten in Nederland, laat staan voor de recente praktijk. Daarnaast heeft Sanne Akerboom promotieonderzoek gedaan naar participatie bij enkele windprojecten. Ook waardevol onderzoek maar de focus lag meer op het participatieproces en minder op de beleving van omwonenden.
Wie een aantal willekeurige krantenartikelen opzoekt over windprojecten stuit doorgaans op artikelen waarin omwonenden van een al dan niet toekomstig windproject aan het woord komen. De teneur is doorgaans negatief. Er wordt overlast ervaren en nog vaker wordt er vooral gevreesd voor overlast van een toekomstig windproject. Voor de goede orde, mensen die nu naast een windproject wonen kunnen overlast ervaren. Hun stem moet uiteraard gehoord worden en waar mogelijk moet overlast worden teruggedrongen. Tegelijk is het de vraag of alle omwonenden op deze manier aankijken tegen windprojecten. Zijn de mensen die aan het woord komen in de media representatief?
Het onderzoek van TNO biedt hierin een goed inkijkje. Uiteraard heeft elk onderzoek zijn beperkingen, er was ruimte om slechts vier windprojecten te onderzoeken maar dat is wel uitgebreid gedaan. Een klankbordgroep met o.a. vertegenwoordigers vanuit de provincies, RvO, NLVOW en NWEA heeft meegedacht over de opzet. De windparken zijn niet willekeurig gekozen. Ze zijn recent gebouwd, verschillend in omvang en initiatiefnemers en er is gekeken naar recente ervaringen. Zo is windpark Spui bewust meegenomen omdat hier relatief veel weerstand is c.q. lijkt te zijn.
En wat zijn de conclusies? Ik zou zeggen, lees het rapport. Één bescheiden advies aan journalisten en beleidsmakers: weersta de neiging om er specifieke negatieve óf positieve punten uit te pikken. Het onderzoek laat nu juist zien wat onze leden al lang ervaren: de werkelijkheid is grijs, genuanceerd, gelaagd. Er is weerstand maar ook tevredenheid. Er zijn goede en minder goede processen. Proces, houding, afstand, ervaren overlast, het heeft allemaal invloed op elkaar.
Het onderzoek biedt waardevolle inzichten, zowel voor al partijen die nu bezig zijn met ruimtelijke projecten in het algemeen en windprojecten in het bijzonder. En het biedt ook goede aanknopingspunten voor vervolgonderzoek dat er hopelijk snel komt.
Beleving windenergie op land; inzichten uit vier windparken
Kamerbrief bij onderzoeksrapport afstandsnormen windturbines
Uitgangspunten voor nieuwe windturbines (motie Leijten – Erkens)