‘Schiermonnikoog is Nederland in het klein als het om de landbouw gaat: een te hoge melkproductie voor een te lage prijs met import van kunstmest, kracht- en ruwvoer en andere middelen.’, is de eerste zin van het boek van Jan Willem Erisman dat op 7 juni 2022 uitkwam. Het boek neemt je mee in een proces van 7 jaar waarin de boeren op Schiermonnikoog de overstap naar natuurinclusieve landbouw maken om zo de stikstofdepositie terug te dringen. Wij lazen het boek in tijden van boerenprotesten en bouwprojecten die wederom stil dreigen te vallen. We vroegen de stikstofprofessor hoe het er nu voor staat met de boeren, wat hij vindt van het nieuwe beleid van minister van der Wal-Zeggelink en waar nu de stappen in deze transitie moeten worden gezet.
De natuur van Schiermonnikoog staat onder druk door hoge stikstofdepositie (die in grote mate door melkveehouderijen wordt uitgestoten). Het eiland telt 7 boeren die het vak niet willen verlaten en de uitkoopgelden van de PAS-regeling gezamenlijk willen gebruiken om biodivers te gaan boeren. Door een streekproduct op te markt te zetten dat meer zal opbrengen kunnen de boeren extensiveren. Een deel van die extensivering is het afstoten van totaal 35% van het melkvee, onderling verdeeld voor elke boer. De veranderingen in Schiermonnikoog zouden zo een voorbeeld voor de rest van Nederland zijn.
Hoe staat het er nu voor bij de boeren en hun bedrijf op Schiermonnikoog? En hoe staat het ervoor met de natuur en de stikstofdepositie?
‘De boeren zijn redelijk boos op dit moment. Dat heeft te maken met de brief van minister van der Wal-Zeggelink. De boeren hebben er heel veel tijd, aandacht en energie ingestoken om stikstof te reduceren en nu moeten ze volgens de brief nog een stuk verder. Dat levert een hoop frustratie op. De meeste van de boeren van Schiermonnikoog gaan mee in de landelijke frustratie, je ziet ook een grote collegialiteit hierin, dat is natuurlijk heel begrijpelijk.
Hoe het met de stikstofdepositie in de natuur staat is een lastige vraag. Er zijn metingen van het RIVM die meten ammoniakconcentratie op 6 punten in het natuurgebied. Daaruit zou je de reductie die ze hebben gerealiseerd moeten terugzien. Alleen moet er eerst een jaar doorgemeten worden voordat de reductie in de metingen zichtbaar is. Dan mag je hopen op versnelde resultaten, maar vaak duurt dit ook nog een jaar. Er is dus nog niet echt zicht op, wat ik erg jammer vind.
Dit geld ook voor de natuur, er wordt geen extra onderzoek naar gedaan wat mij erg irriteert. Er is hier een prachtig experiment gedaan, de reductie is heel groot. Je mag hopen dat andere boerderijen dit ook halen, dus ga dan als overheid ook meten en laten zien hoe dat doorwerkt. Vanuit de Universiteit gaan we zelf met studenten naar Schiermonnikoog om te kijken naar een aantal factoren in de natuur die snel veranderen als er minder stikstofbelasting is. De natuur kent een lange termijn herstelproces, maar er zijn wel wat indicatoren die sneller zichtbaar zijn. We gaan kijken naar bepaalde mossen en DNA in de bodem om te zien of hier een verbetering in is.’
Van te voren is dus berekend dat de stikstofreductie van de boeren zou moeten uitkomen onder de kritische despositiewaarde?
‘Met deze reductie is het natuurgebied nog niet onder de kritische deposititiewaarde, maar de boeren hebben wel een hele grote stap gezet in de reductie van hun bijdrage aan de overschrijding van die KDW. De vraag is of dat genoeg is, er is veel discussie over de kritische depositiewaarde om te gebruiken als zwart-wit indicator. Boven de KDW zouden er negatieve effecten op de natuur zijn en beneden niet, zo werkt het in de praktijk natuurlijk niet. Er zijn verschillende omstandigheden waaronder de natuur meer weerstand opbouwt of met meer stikstof om kan gaan. Dit werkt andersom ook zo, dat het gebied juist minder depositie aan zou kunnen. Ik vind juist dat nu deze 40% stikstofreductie is gerealiseerd, we moeten gaan meten om te kijken wat er gebeurt. Dan weten we beter of het voldoende is, wat extra nodig is, of er lokale of generieke aanpak nodig is en of we voornamelijk naar ammoniak of meer naar stikstofoxide moeten kijken.’
In het boek gaat het ook over een mestvergister die de stikstofreductie in één klap zou kunnen reduceren, zijn er nog meer van dit soort oplossingen die snel een verschil in stikstofuitstoot kunnen maken? Hoe kijk je tegen deze oplossingen aan ten opzichte van het bedrijven van duurzame landbouw?
‘Dit soort dingen zijn vaak een deeloplossing, de vraag is wat je verstaat onder duurzame landbouw. Dat heeft ook te maken met de input en de transportbewegingen. Een mestvergister houdt de productie op Schiermonnikoog in stand, dat betekent ook dat je voer en kunstmest blijft aanvoeren. Je lost misschien de stikstofproblematiek op, maar methaanemissies van koeien gaan daardoor niet achteruit. Het is maar een deeloplossing. Met dit soort dingen moet je toch kijken naar wat je eigenlijk wil bereiken op het eiland. Wij besloten toe te willen naar een circulair systeem. Als dat zo is dan heeft mestvergisting geen toegevoegde waarde, want je wil dan dat de mest kwalitatief zo rijk mogelijk is, om het weer in dat circulaire systeem te gebruiken.’
Als lezer volg je het proces dat de boeren af moeten leggen om hun verdienmodel te veranderen en zo met minder koeien en op een andere manier te produceren, te extensiveren. Erisman weet met zijn boek te overtuigen dat natuurinclusieve melkveehouders, ecologisch en economisch stabieler zijn dan collega’s die dat niet zijn, omdat deze bedrijven zich op de lange termijn richten. Wat opvalt is de macht die bedrijven zoals FrieslandCampina en de Rabobank hebben in de landbouwtransitie, die de overstap naar duurzame landbouw moeilijk maakt. Uit het boek blijkt de afhankelijkheid van grote bedrijven zoals FrieslandCampina en de Rabobank. Welke rol ligt er voor deze bedrijven in de transitie?
‘De rol van deze bedrijven is gigantisch. De rol van de Rabobank ligt bij investeringen in duurzaamheidsontwikkelingen. Dit doen ze te beperkt omdat het risico te groot is. Bij Schiermonnikoog duurde het lang voordat ze wilden investeren, ze moeten het systeem van eenzijdige focus op groei kunnen loslaten.
FrieslandCampina is de ondernemende partij voor boeren, die moet op zoek naar markten die bereid zijn een hogere prijs te betalen voor duurzame producten zodat boeren kunnen verduurzamen. Daar ligt de rol van FC, dat zijn de ondernemers voor de boeren.
De rol van deze partijen is zo groot en ondergewaardeerd in het hele systeem. Langzaam maar zeker komt dat naar boven en komen er steeds meer vragen over, zoals bij de Rabobank en verschillende Kamermoties. Maar het vergt natuurlijk wel lef om die partijen, het toonbeeld van neoliberalisme, te reguleren. Hoe doe je dat terwijl je de marktvrijheid behoudt maar toch werkt aan de verduurzaming van de bedrijven, boeren en de producten die ze leveren?’
Het boek schetst een korte geschiedenis van de landbouw op het eiland, het natuurgebied en het Nederlandse stikstofbeleid van de laatste jaren. Er wordt onder andere uitleg gegeven over metingen, misverstanden en de impasse die ontstaan is door de PAS-uitspraak van de Raad van State. Maar de beleidsontwikkelingen rond stikstof staan niet stil. Drie dagen nadat dit boek uitkwam, kwam minister van der Wal-Zeggelink met het Nationaal Programma Landelijk Gebied, waarin staat dat de omslag naar duurzame landbouw gemaakt moet worden. Hoe kijk je tegen dit plan aan en denk je dat er voor boeren die de transitie naar duurzame landbouw willen maken meer mogelijk is dan 7 jaar geleden?
‘Dat kunnen we nog niet zeggen omdat het ontbreekt aan een goede perspectiefbrief. In principe zou dit wel het geval moeten zijn omdat er geld is. Dat geld is voornamelijk bestemd voor de omvorming van de landbouw naar een duurzame toekomst, het is alleen nog niet concreet gemaakt. Het is onhandig hoe de kaart, de communicatie en de gedetailleerdheid ervan naar buiten is gekomen, dat is zonde. De intentie is nog steeds goed; maak duidelijk wat de milieugebruiksruimte is voor boeren in Nederland op de lange termijn en zorg dat ze dit op een goede manier kunnen invullen. Ze hebben ook nodig dat er een goede boterham aan te verdienen is, en daar is dat geld voor nodig.
Het perspectief is er zeker. Er is om duidelijkheid gevraagd en die krijgen ze nu ook, maar er is discussie mogelijk over wat die duidelijkheid precies inhoudt en wat die milieugebruiksruimte precies is. Dit beleid gaat alleen over stikstof, het is een eerste aanzet en nog geen definitieve kaart. Provincies moeten nu aan de slag, maar we krijgen ook klimaat en water. Ik denk dat als je die milieugebruiksruimte op die 3 items nou goed duidelijk weet te maken, dat je dan met de sector kan kijken naar wat de consequenties daarvan zijn en hier invulling aan kan geven. Dan kan je ook perspectief ontwikkelen met gerichte ondersteuning vanuit de miljarden euro’s.’
In het boek was geld voor de transitie een van de grootste obstakels, waarom kon het PAS-geld eigenlijk niet gebruikt worden? En waarom wordt die nieuwe 25 miljard vanuit de stikstofplannen van minister van der Wal-Zeggelink niet gebruikt om iedere boer duurzaam te laten ondernemen in plaats van uitkopen?
‘Een deel van het PAS-geld is gebruikt maar niet om de omslag te maken, dat kon niet volgens Europese regels. De omslag is nu via een GLB-pilot (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) gefinancierd, dat is Europees geld voor ondersteuning van de landbouw en uitgegeven door het ministerie van LNV. Het PAS-geld wordt gebruikt als een soort verzekering, op het moment dat die GLB de komende 5 jaar niet doorgezet kan worden, dan komt het PAS-geld van de provincie om de hoek kijken.
Het probleem is dat het geld dat apart wordt gezet voor stikstofreductie niet gebruikt kan worden om de transitie naar duurzame landbouw, doormiddel van een deel van de productievermindering, te financieren. Er moet naar Europa gekeken worden om een uitzondering te krijgen op de inkomenssteunregeling. Opkopen van een heel bedrijf via de PAS-regeling valt buiten de inkomenssteunregeling, dus dat mag. Opkopen van een deel van de productierechten (zoals vermindering van geiten, koeien of fosfaatrechten) mag dan weer niet omdat dat onder inkomenssteun valt. Daar moet het ministerie achteraan gaan om te zorgen dat dat kan.’
Volgens Nationaal Programma Landelijk Gebied zijn provincies aan zet. Hebben deze genoeg handvatten en middelen om het beleid zo in te vullen dat duurzaam boeren ook een optie is, en om boeren hier eventueel van te overtuigen?
‘Nee nog niet, de instrumentenkoffer is er nog niet. De perspectiefbrief van Staghouwer die in september moet komen, waarin staat welke regelingen er zijn, die is er nog niet. Stel dat je gaat extensiveren of biologisch gaat boeren, hoe wordt daarmee om gegaan? Val je buiten of binnen de regeling, moet er evenveel worden gereduceerd? Wat zijn gebiedsafspraken? Wat doe je met vergunningen in het geval dat je minder mag produceren? Dit zijn allemaal vragen waar boeren mee worstelen omdat ze daar geen antwoord op hebben. Ik denk dat boeren best willen, maar ze moeten ook weten hoe, waar ze gebruik van kunnen maken en wanneer ze zekerheid hebben voor de lange termijnproductie.’
Uiteindelijk is Erisman blij met het resultaat en de uitstootreductie die op Schiermonnikoog teweeg is gebracht. De boeren hebben veel vooruitgang geboekt maar het was een lange weg vol obstakels. In het boek wordt duidelijk dat er vanuit de boeren geen duurzame visie ontstaat. Wie moet het touw van deze transitie trekken en hoe kan ervoor gezorgd worden dat andere boeren hun perspectief ook veranderen?
‘Dit is natuurlijk de hamvraag van dit probleem. Boeren zijn niet veranderingsgezind op het moment dat er iets opgelegd wordt. Wel als ze zelf zien dat het voor hun voordelen heeft, zoals economisch of in waardering. Ik sprak een boer, die zei al 4 jaar niks te doen aan stikstof terwijl hij wel ziet dat het een probleem is. Er moet voor de boeren een trigger zijn, de kunst is om die op te wekken. Ik vind het MINAS (Mineralen Aangiftesysteem) een mooi voorbeeld. MINAS werd in de jaren negentig opgelegd met gebruiksnormen, de boeren zagen dat ze minder kunstmest hoefden te strooien. Er was voor hun een economisch voordeel en ze werden daarnaast efficiëntere boeren. Hierdoor werd het grootschalig gebruikt en met goede resultaten. Op de een of andere manier moet je aan de boer duidelijk maken welke voordelen er zijn, dan hebben ze inzicht en motivatie om zichzelf te verbeteren. Dat is voor alle boeren verschillend. Ook duurzaamheidscertificaten zoals Planetproof werken omdat boeren iets meer voor hun melk krijgen, maar ook omdat ze beter presteren dan anderen. Dan zijn ze gemotiveerd om te veranderen.’
Erisman sluit het boek af met adviezen voor iedereen die zich in de landbouwtransitie begeeft. Hij benadrukt dat uitkoop tot een van de laatste opties behoort en dat er heel veel kan zolang er vanuit de boer wil is om te veranderen en er vanuit overheid, bank en bedrijfsleven handvatten en kennis zijn om deze optie te onderzoeken. Wat zijn volgens jou de stappen die het meeste effect zullen hebben?
‘Ten eerste denk ik dat je de vrijheid aan de boeren moet geven om zelf met een oplossing te komen, maar werk ook aan die intrinsieke motivatie. Alleen het beleid loslaten werkt niet, dus er moet worden geïnspireerd.
Daarnaast moet ervoor gezorgd worden dat je de transitie kan vergoeden, het extensiveren kost geld. Er wordt ook overgegaan op een andere markt en die andere markt moet zich ontwikkelen, maar de overstap naar duurzame landbouw is een investering.
Als laatste zijn er ook veel belemmerende vergunningen of regelgeving zoals die inkomensregeling van de EU. Kijk daar naar.’
Hoe kijk je terug op het proces in Schiermonnikoog en het boek?
‘Wat ik jammer vind is dat door het kaartje van minister van der Wal-Zeggelink, en de 70-95% stikstofreductie op Schiermonnikoog, we veel reacties zien dat dit experiment mislukt is. Maar het gaat uiteindelijk over het proces dat daar heeft plaatsgevonden. Belangrijk uit het experiment is de intrinsieke motivatie en het proces waar nog steeds zoveel van te leren is, dit voorbeeld moet inspireren.
Wat ik ook jammer vind is dat de boeren op Schiermonnikoog zo weinig enthousiast zijn over wat er gebeurd is. Ik kan me voorstellen dat ze gefrustreerd zijn en dat ze zich weinig gesteund voelen. Maar het feit dat ze dit voor elkaar gekregen hebben, wat zo tegen de huidige systeemontwikkeling in gaat, daar kan je zoveel trotser op zijn dan dat nu het geval is.’
‘Nu is het aan ons’ van Eva Rovers: Burgerberaden als gereedschap voor effectief (klimaat)beleid