Menu

Filter op
content
PONT Klimaat

0

Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie

Een groot deel van de woningen in Nederland wordt verwarmd door aardgas. Het gebruik hiervan zorgt voor de uitstoot van broeikasgassen, hetgeen schadelijke gevolgen heeft voor mens en natuur. Om deze reden is in het Klimaatakkoord afgesproken dat in 2050 alle woningen andere gebouwen met duurzame energiebronnen worden verwarmd. Dit betekent dat aardgasverwarming afgekoppeld zal moeten worden. Dit is een grote opgave met verschillende gevolgen. Er zullen dan ook afspraken over gemaakt moeten worden. Hiertoe is het wetsvoorstel gemeentelijke instrumenten warmtetransitie ingediend. Deze bevat een juridische uitwerking van afspraken uit het Klimaatakkoord over verduurzaming van de gebouwde omgeving.

20 juni 2023

Artikelen

Artikelen

Wijkgerichte aanpak

Het wetsvoorstel biedt gemeenten de mogelijkheid om lokale regels te stellen op basis waarvan bestaande gebouwen van het aardgas worden afgesloten en overstappen naar een duurzaam alternatief. Gezien de grote vastgoedvoorraad in Nederland is het ondenkbaar dat in een keer alle gebouwen van het gas kunnen worden afgesloten. Hiervoor heeft de wetgever de aanwijzingsbevoegdheid in het leven geroepen. Dit houdt in dat de gemeente een bepaalde buurt, dorp of kern mag aanwijzen, waarin geen gebruik meer mag worden gemaakt van gas. Dit gebeurt in samenspraak met bewoners en gebouweigenaren. Afhankelijk van de staat van de woningen, de wensen van bewoners en de andere uitdagingen in de wijk, kan een andere oplossing worden gekozen.

Juridisch kader

Nu dit gevolgen heeft voor bewoners en gebouweigenaren geeft het Rijk hiervoor kaders. Om dit juridisch te borgen worden de Gaswet en de Omgevingswet aangepast. Op basis van de Gaswet geldt immers een aansluit- en transporttaak voor netbeheerders. Zij hebben hiervoor ook een contract afgesloten met gebouweigenaren. Wanneer de gemeente bepaalt dat geen gas meer gebruikt mag worden, dan hebben gebruikers hiervan recht op een alternatieve voorziening. Een wijziging van de Gaswet moet gemeenten de mogelijkheid bieden om het gebruik van gas als warmtevoorziening voor gebouwen uit te sluiten. Opmerking verdient dat dit tevens gevolgen heeft voor de netbeheerders, zo zullen gasleidingen verwijderd kunnen/moeten worden. Ook financieel heeft dit impact, want er wordt minder gas afgenomen en dit kan zorgen voor een stijgende prijs voor de resterende gebruikers van het gasnet.

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet gaat één omgevingsplan gelden, waarin regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving voor het grondgebied van de hele gemeente. Om juridisch uitvoering te geven aan de wijkgerichte aanpak zullen de gemeenten een drietrapsraket moeten doorlopen. Er moet een ‘Transitievisie Warmte’ worden opgesteld, welke als verplicht warmteprogramma gaat gelden. Dit wordt uitgewerkt in een uitvoeringsplan en vervolgens in omgevingsplanregels. Ook de aanwijzingsbevoegdheid komt terug in het omgevingsplan. Deze bevoegdheid dient gemotiveerd te worden uitgewerkt in het proces en de termijn voor de overstap, de beschikbaarheid van de alternatieve warmtebron, de mogelijkheid om als gebouweigenaar voor een eigen gelijkwaardig alternatief te kiezen en de betaalbaarheid.

Aandacht verdient dat het omgevingsplan in beginsel geen regels mag bevatten over onderwerpen die uitputtend geregeld zijn in andere regelgeving. Voor bouwwerken zal straks het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl) gelden. Hierin zijn instructieregels van het Rijk neergelegd, waaraan voldaan dient te worden. Bepaald kan worden dat in afwijking van of in aanvulling op het Bbl maatwerkregels mogen worden opgenomen in het omgevingsplan. Op deze manier kunnen daarom andere, dan wel verdergaande, eisen worden gesteld aan materiaal- of energieverbruik van gebouwen in een bepaalde wijk.

Advies Raad van State

Eind 2022 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State een advies uitgebracht over het wetsvoorstel gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. Op een aantal punten is de Afdeling advisering van oordeel dat het wetvoorstel moet worden aangevuld, voordat deze bij de Tweede Kamer wordt ingediend. Zo dient de doelstelling verduidelijkt te worden en de wijze waarop dat doel bereikt kan worden. Ook het al dan niet dwingende karakter is onvoldoende helder. Verder zal meer aandacht moeten worden besteedt aan uitvoeringsaspecten, zoals het tekort aan materialen, mensen als uitvoerkracht en verschillen tussen gemeenten. Een ander belangrijk punt is de positie van de gebouweigenaar. Wat als een gebouweigenaar al op een duurzame warmtebron overgaat, terwijl zijn wijk hiervoor nog niet is aangewezen? Wat gaat de warmtetransitie concreet betekenen voor de lasten van burgers, bedrijven en instellingen? Ten slotte geldt dat gemeenten reeds een transitievisie warmte hebben vastgesteld. Het, in het wetsvoorstel opgenomen overgangsrecht hiervoor, is onvoldoende.

Het is nog de vraag wat het advies van de Raad van State gaat betekenen voor het uiteindelijke wetsvoorstel.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

KENNISPARTNER

Harald Wiersema